Heemkunde Lattrop Breklenkamp

Vuurstedenregister 1675

Schoorsteen- of vuurstedengeld.

Op 1 juni 1598 besloten de Staten van Overijssel `van yeder vuirstede ofte plaetse die gemaeckt is omme vuir te boeten, als schoorsteenen, kachelovents, backovents, daven ofte eesten, goltsmede- ofte tinnegietersovents ofte anderen hoe die genoempt mogen werden' belasting te heffen. Het ging dus deels om een soort belasting op huizen, waarbij de grootte van het huis en daarmee het te betalen bedrag afgemeten werd aan het aantal kamers waar een vuur kon worden gestookt. Het schoorsteen- of vuurstedengeld werd pas ingevoerd in 1628, toen iedere haardstede met twintig stuiver was belast. Dit bedrag moest voor de helft door de eigenaar en voor de andere helft door de gebruiker worden opgebracht. De belasting is naderhand behoorlijk verzwaard, want tegen het einde van de zeventiende eeuw moest er al drie, en soms vier gulden per haardstede worden betaald. Een bakkersoven gold sinds 1683 voor twee vuurplaatsen. In bepaalde gevallen kon men vrijstelling of vermindering van het schoorsteengeld krijgen, bijvoorbeeld bij armlastigheid of wanneer een boedel in desolate toestand verkeerde.
In het rijksarchief zijn voor de gehele provincie kohieren van het vuurstedengeld aanwezig uit 1675, 1682, 1686 (deels bijgewerkt tot en met 1715), en 1751. Het laatste register is eerder een bewerking van het kohier uit 1682 dan een geheel nieuw register. 

                                                                                 Lattrup

                                      Breckelencamp

                                           Tillichte