Bezetting Huis te Breckklenkamp
(Maria helpt)
Dit artikel is met toestemming van de Heemkunde Denekamp
overgenomen uit 't Onderschoer 1979 nr 3.
Het was een tiental jaren voor de Vrede van Munster. Deze was gesloten op 30 januari 1648. Toen werden de Nederlandse gewesten onafhankelijk. Een sterke vijandelijke afdeling belegerde voor de zoveelste keer 't Huis te Brecklenkamp, dat door zijn slotheer heldhaftig werd verdedigd.
Weken, maanden duurde de strijd en nog altijd bleef, dank zij de onverzwakte tegenstand, de inname voor de overmachtige vijand onmogelijk. List noch geweld kon de waakzaamheid van de verdedigers verschalken of hun moed breken. Tot een nieuwe vijand, machtiger dan de aanvaller, zich tegen de moedige bezetting keerde. Die vijand was de honger! Dag na dag moest het rantsoen verminderd worden, tot de voorraad eindelijk geslonken was tot niets. Verzwakt door gebrek en ellende, gebroken door wanhoop, waren de moedige manschappen vervallen in een soort onverschilligheid, die hen voor een verdere verdediging, eigenlijk ongeschikt maakte. Tot dan had het vurig en opwekkend woord van de slotheer -die met zijn gezin dezelfde ontberingen leed- de moed er nog ingehouden. Maar eerst zacht, langzamerhand luider, werd van hem de vrijwillige overgave geëist.
Maar hiervan wilde deze slotheer niets weten. Zelfs toen verschillende manschappen stierven, als gevolg van de geleden ontberingen, verzocht hij een dag uitstel. Om nog eens op bijzondere wijze de bijstand van de H. Maria in te roepen. Met de slotheer en de slotkapelaan aan het hoofd trok de hele bezetting -alleen de strikt noodzakelijke wacht uitgezonderd- op naar de slotkapel. Voorafgegaan door de priester baden allen lang en vurig om uitkomst en redding. Gesterkt door hoop en vertrouwen nam ieder daarna zijn aangewezen post weer in en wachtte geduldig op de komende dingen.
Maar eentonig verliep de dag. In het kamp van de vijand was niet de minste bedrijvigheid te bespeuren. Daar wisten ze zeker dat een machtige helper voor hen streed. Spoedig zou het overwinningsuur slaan en de onneembaar lijkende vesting zou zonder slag of stoot in hun handen vallen.
Langzaam trad de avond in, de nacht volgde met hetzelfde tempo. Met het daglicht verdween ook het laatste sprankje hoop in de harten van de verdedigers. Morgen zou de overgave volgen. Ze waren er nu van overtuigd. Wat er ook met hen mocht gebeuren, aan die verschrikkelijke honger en ellende zou een einde komen. Maar wie er ook wanhoopt, niet de slotheer en zijn vrouw, die beiden weer in de kapel voor het genadebeeld van Maria neerknielden en smeekten om het wonder van de redding.
En het wonder kwam! Die nacht -het was in de nazomer- woedde boven de Brecklenkamp een ongekend zwaar onweer, dat een stromende regenval mee bracht. Voor middernacht was het al begonnen. Toen de vroege ochtendschemer de kasteelomtrek vaag verlichtte, viel nog in onverminderde hevigheid, het ruisende hemelwater. Voor de ogen van de belegerden ontrolde zich in een verschrikkelijk tafereel; het totaal vernielde kamp van de aanvaller. Wat de storm aanvankelijk gespaard had, bezweek voor het watergeweld. Nog nimmer was het gebeurd dat de Geele Beek om deze tijd van het jaar buiten haar oevers trad. Nu stuwde zij haar moddergrijze water over de omliggende lage weilanden en dreef de belagers van "het kasteel" op de vlucht, met achterlating van al hun wapens en levensmiddelenvoorraad. Het natuurgeweld had hen met zo'n vrees geslagen, dat zij voorgoed weg trokken. Afb links: H Maria troosteres der bedrukten
Het einde van het beleg bracht de vurig afgesmeekte redding voor de bewoners van de heerlijkheid Breklenkamp. Dit voorval vermeerderde de godsdienstzin en de Mariaverering natuurlijk zeer. In alle noden, die de kasteelbewoners dreigden, wendden zij zich vol vertrouwen tot de "Troosteres der Bedrukten".
Denekamp, 14 september 1979.
J.A. Veldhuis.