Website: www.heemkunde-lattrop-breklenkamp.nl
Deze nieuwsbrief wordt u aangeboden door de redactie van de Website……………….
Op deze site vindt u o.a. de rubriek ‘Nieuws/mededelingen’ waarin actuele wijzigingen of aanvullingen worden vermeld. Met deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte brengen van nieuwe artikelen en, waar nodig, om uw medewerking vragen.
Hebt u geen interesse in deze mail dan kunt u zich hiervoor afmelden. Een bericht naar de redactie is voldoende: b.busscher@kpnplanet.nl of met het Contactformulier op de website.
Nieuws/mededelingen:
Geplaatst op de website:
# In de rubriek Nieuwsbrieven: Nieuwsbrief 2021-4 (80)
# in de rubriek Genealogie: Molendijk Breklenkamp
Jeugdherinneringen H Pikkemaat Klein Agelo 1977 (11)…
PASEN IN OOTMARSUM 1907
Na de tijd van de spinvisites kwam de vastentijd als voorbereiding voor het Paasfeest. De vastentijd was een tijd van ingetogenheid en soberheid. Geen feesten, geen visites, geen snoep. Dinsdag voor Aswoendag werd het er nog eens flink van genomen. 's Avonds werd er pannekoek met spek en gebraden worst gegeten. De buurt kwam bij ons op bezoek en er werd gezongen en gedanst op de deel bij de muziek van een accordeon. De volgende dag was het Aswoensdag. Wie enigszins kon ging 's morgens naar de H. Mis. Na de mis werd het askruisje gegeven aan de communiebank. Mensen, die anders nooit voor in de kerk kwamen, waren nu het eerst er bij om het askruisje niet te missen. Ofschoon de vastentijd voor de grote mensen (boven 21 jaar mocht men maar eens per dag een volle maaltijd gebruiken en maar eens per dag vlees eten) een tijd van werkelijke versterving was, golden deze bepalingen niet voor de kinderen. Wij waren in de weken voor Pasen druk bezig om een groot paasvuur te maken. Ieder jaar, voor zover ik mij herinner, had Broekhuis een paasvuur, waar de hele buurt naar toekwam. Woensdag- en zaterdagmiddag trokken mijn broer Johan en ik en later met broer Gerard, elk gewapend met een hakmes, naar de kleine en de grote Mörs om brem en pos (gagel of vlooienkruid) te hakken en op een hoop te brengen. Soms verdwaalde er ook wel eens een den of takkebos onder de brem en vaak werd door vader of een goede buur een wagenvol snoeisel van vruchtbomen of heggen gebracht. De ‘goede week’ d.i. de week voor Pasen was een drukke week voor groot en klein. Het begin was Palmzondag. Voor ons kinderen was het voornaamste: de Palmpasen. De vorige zaterdagmiddag had moeder aan de knecht gevraagd een paar flinke stevige stokken in het bos te snijden. Het ene eind werd aangepunt en moeder haalt uit de tuin heel wat palmtakken en met een stevig touw werd boven om de stok een bos takken gebonden. Op de punt van de stok boven de palmbos werd een rad gestoken, gebakken van de fijnste tarwebloem. Boven op het rad werd een haan geplaatst en rondom de palmpaas werden slingers van op een draad geregen rozijnen, dadels, ulevellen en ijsbonbons gehangen. Als het niet te zwaar werd kwamen er ook enige sinaasappels bij. Moeder zette de palmpasen tegen de muur, de grootste vooraan. De volgende morgen mocht elk de zijne pakken en dan klonk het aloude liedje: “Palm palm pasen, hei koerei, hei koerei. Nog enen zondag dan krieg wi’n ei. Een ei is geen ei. Twee ei is een half ei Drie ei is geen ei Vier ei is een paasei”. 's Avonds was alleen het hout nog over met haan en rad. Van het laatste werd pap gekookt, de lekkerste van het jaar.
Woensdagvoormiddag kregen we vacantie en dus konden we dagen voor Pasen nog flink paashout hakken. Het kon soms met harde oostenwind bitter koud zijn. Klaagden we dan over de kou dan zeiden de groteren, dat we niet zo lui moesten zijn en er maar harder op los moesten hakken. Wie op Wittedonderdag weg kon, en dat waren wij kinderen zeker, ging 's morgens om acht uur naar de kerk. Onder het Gloria begonnen de klokken te luiden en ook de altaarschellen deden hun best. Na het Gloria was alles anders. De klokken waren naar Rome en het jubelende orgel zweeg plotseling. Er heerste een vreemde stilte in de kerk. Plotseling werd deze gebroken door een houten klepper en voor de altaarschellen gebruikte men houten ratels. als kind voelde je, dat de dood van Jezus werd herdacht. Later besefte je hoe zuiver de dichter Guido Gezelle dit gebeuren heeft weergegeven als hij zegt: "Als goedevrijdags ratel door de kerke relt".
Na de communie werd een geconsacreerde hostie in de kelk gelegd en de priester bracht deze, voorafgegaan door een stoet strooiende bruidjes en het zangkoor, dat meerstemmig het Pange Lingua zong, naar een zijaltaar, dat het H. Graf werd genoemd. De gelovigen zorgden, dat er de hele dag meerderen biddend in de kerk aanwezig waren. Goede Vrijdag was ook een dag om niet te vergeten, 's Morgens vroeg als wij nog in bed lagen, waren de groten, vader moeder, grote broers en knechten en meiden druk bezig het woongedeelte voor en de deel achter, van boven tot onder met met water en bezem grondig schoon te maken. Water werd er niet gespaard. Met emmers vol werd het tegen de bekleding geplensd en de bezems werden krachtig gehanteerd om het vastgehechte vuil en roet van een jaar te verwijderen. Als we ons eindelijk in het tumult waagden, zagen we het roetachtige water in beken over de Bentheimerzandstenen vloer stromen. Werden de stromende beekjes blank, dan werd er nog één keer een watervloed tegen de wanden gegooid, de vloer geveegd en klaar was de zaak voor een jaar.
Ondertussen was het kwart over zeven geworden en moesten we ons vlug klaar maken voor de kerk. Wie even weg kon, ging mee. In de kerk werd de kelk met hostie door de priester, voorafgegaan door bruidjes en zangkoor teruggebracht naar het hoofdaltaar, de passie werd gelezen of gezongen, daarna nog enkele gebeden, de priester nuttigde de hostie en keerde dadelijk naar de sacristie terug. Wat eten betreft, was die dag schraalhans keukenmeester. Er werd die dag geen vet, boter, melk, geen vlees, geen ei, geen wittebrood en ook geen suiker gebruikt. 's Morgens kregen we zwart roggebrood met stroop en zwarte koffie, waarin wij jongeren van moeder wat honing kregen. 's Middags kregen we bokking in raapolie gebakken met aardappels en 's avonds hetzelfde menu van 's morgens. Ik kan me achteraf wel indenken, dat het voor vader wel een extra vastendag is geweest, want hij gebruikte nooit koffie en at nooit vis.
Op Paaszaterdag probeerden we vroeg in de kerk te zijn. In het portaal onder de toren was de priester met de misdienaars en verbrandden daar gewijd palmhout van Palmzondag. De as werd bij elkaar geveegd en diende het volgend jaar op Aswoensdag voor het geven van een askruisje. Ook werd een kuip water gewijd en onder toezicht van de koster konden we een fles of ketel met wijwater mee naar huis nemen. Er sneuvelde wel eens een fles en een of andere brutale bengel kreeg een waarschuwing weg te gaan of anders gooide men hem in de kuip, dan kon hij wijwater drinken. Onder de Mis begonnen de klokken weer te luiden bij het Gloria (ze waren terug uit Rome), de altaarschellen rinkelden en het orgel jubelde weer. Christus was verrezen, alleluja. Na de middag werd met paard en wagen het gehakte paashout bij elkaar gebracht op het hoge gedeelte van de kleine Mörs.
P A S E N
Voor de hoogmis om tien uur trok een groep mannen en jongens, de oude paasliederen zingend, door de hoofdstraten van de stad Ootmarsum. Ongeveer tien minuten voor 10 stopten ze voor het stadhuis, zongen nog een paar coupletten van "Christus is opgestanden" en gingen dan de kerk binnen. 's Middags werd er vroeg gegeten, want om 2 uur was er een plechtig Lof, waar we allen (de kinderen vooral) naar toe gingen. Voor de mensen de kerk verlieten, gingen allen staan, het zangkoor en het orgel begon en alle gelovigen zongen uit volle borst "Alleluja, den blijden toon, Wordt nu gezongen zoet en schoon, Alleluja”. Na het Lof haastten we ons naar den ‘paaskamp’, dat was een wei links van de Almelosestraat tegen de helling van de Kuipersberg.
Een meestal modderige steeg gaf toegang tot de wei, waar de Ootmarsummers de vorige dag hun paasvuur (drie vrachten dennen) gebracht hadden. Bij zo'n grote hoop dennen ook nog versierd met 2 of 3 teertonnen, maakte ons paasvuur geen grootse indruk. Op de paaswei stonden een paar kraampjes met allerlei lekkers voor de jeugd. We vermaakten ons met het rollen van mooi gekleurde eieren op de manier van knikkeren. Voor dit spelletje hadden de moeders de eieren extra hard gekookt om niet bij de eerste botsing te ontploffen. Tussen 4 uur en half 5 begonnen de ‘paaskeerls’ (jonge mannen tussen de 25 en 40 jaar, die dat jaar de leiding hadden in het profane paasgebeuren in Ootmarsum) op de paaswei heen en weer te trekken, terwijl ze de oude paasliederen zongen. Spoedig sloten vele jongeren zich bij hen aan en als de groep groot genoeg was, trok men naar Ootmarsum. Op de plaats waar vroeger de stadspoort stond, gaf men elkaar een hand en in lange rij van een paar honderd meter trok men langs een route voor eeuwen uitgestippeld, langs de straten en straatjes, hier en daar om een stiepel van een huis, waarvan de bewoners extra de deuren open gezet. Wordt vervolgd…
Grenstractaat Koninkrijk der Nederlanden en Koninkrijk Hannover (1)…
Gesloten en geteekend te Meppen den 2den Julij 1824,
bekrachtigd door Z. M. den Koning der Nederlanden,
den 18den Augustus 1824,
en door Z. M. den Koning van Hanover,
den 24sten September 1824.
Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden, Prins Willem II van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz. (afbeelding hieronder)
En Zijne Majesteit de Koning der vereenigde Rijken van Groot-Brittanje en Ierland, ook Koning van Hanover, Hertog van Brunswijk-Lunenburg, enz., enz., enz.
Noodig geoordeeld hebbende, tot meerdere bevestiging der tusschen de beide Koningrijken der Nederlanden en van Hanover zoo gelukkig bestaande opregte vriendschap en tot onderhouding der rust op de grenzen, dezelve over de geheele linie, waar de beide Rijken aan elkander sluiten, te regelen en vast te stellen, en tevens de tusschen wederzijdsche grensbewoners, wegens wederkeerige betrekkingen, hier en daar bestaande oneenigheden zoo mogelijk te vereffenen, alsmede, ten opzigte der grens-afwaterings-inrigtingen, de voor beide Staten meest doelmatige bepalingen te treffen, hebben met dit oogmerk als Commissarissen benoemd en met de noodige volmagten voorzien, te weten:
Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden enz., de Heeren Maximiliaan Jacob de Man (afbeelding hieronder), Generaal-Majoor, Directeur van het Archief van Oorlog en topographisch Bureau, Ridder van de Militaire Willems-Orde, derde klasse, Kommandeur van de Orde van den Nederlandschen Leeuw en Ridder van de Orde van den Rooden Adelaar van Pruissen, tweede klasse, Mr. Albertus Sandberg, lid der Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel, Mr. Hendrik Guichart, lid der Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, en Mr. Johannes Linthorst Homan, lid van de Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe.
En Zijne Majesteit de Koning van Hanover, enz., Hoogstdeszelfs Regeringsraad, den Doctor in de regten Coenraad Ferdinand Frederik von Pestel-Bruche, Ridder van de Koninklijk Hanoversche Guelphen Orde, Hoogstdeszelfs Landraad den Docter in de Philosophie Clamor Ernst George Victor, Vrijheer von dem Bussche-Hümnefeld, en Hoogstdeszelfs Waterbouw-Inspector Otto Diederik Christiaan Frederik Reinhold; welke Commissarissen, na wederkeerige uitwisseling hunner volmagten, onder goed-keuring hunner hooge Heeren Committenten, te zamen zijn overeengekomen omtrent de navolgende punten:
Artikel 1
Bij de tegenwoordige regeling en bepaling der grenzen, zijn tot grondslag genomen de grensverdragen, die in dato 16 Mei 1548, 1 Augustus 1659, 18 Mei 1778, 1 April en 3 September 1779, 26 Augustus en 9 September 1801, over de grenzen tusschen de Nederlandsche provincien Overijssel en het Hannoversch graafschap Bentheim, en in dato 27 October en 10 November 1764, 11 en 29 October 1784.
Grensverdrag 1548:
Dit verdrag uit 1548 is het oudste grensverdrag van Nederland dat bewaard gebleven is. In het verdrag is ook bepaald, dat grensstenen van Bentheimer zandsteen met aan de ene kant het wapen van de graafschap Bentheim en aan de andere kant dat van de Bourgondische Kreits, zouden worden opgericht langs de grens.
Art. 7
Aan de grensbewoners, wier eigendom gedeeltelijk aan deze, gedeeltelijk aan gene zijde der grenzen gelegen is, zal eene geheel vrije gemeenschap met zoodanige grondstukken, in zoo verre die tot bedrijf van hunnen akkerbouw noodig is, zijn voorbehouden; dienvolgens kunnen de bezitters van zulke gronden, mest, stroo, strooisel en andere bemestingen voor het bebouwen hunner landerijen, als mede alle soorten van veld-, tuin- en boomvruchten, uit- en invoeren, zonder ergens aan eenige regten, hetzij inkomende of uitgaande, transito of andere dergelijke belastingen, onderworpen te kunnen worden.
Zij zullen alleen door certificaten hunner plaatselijke autoriteiten behooren aan te wijzen, dat zij aan gene zijde der grenzen een eigendom bezitten en bebouwen, doch kunnen zich niettemin aan het onderzoek en visitatie der commiesen of andere tot wering des sluikshandels wettig aangestelde ambtenaren, niet onttrekken. Deze zijn daarentegen alleen bevoegd, respectivelijk op derzelver gebied visitatien te doen.
Art. 9
Daar, waar de grenslijn gronden doorsnijdt, die, of aan Nederlandsche hofhoorige erven of aan Hanoversche lijfeigene boeren behooren, zal opzigtelijk huune tegenwoordige betrekkingen tot derzelver goedsheeren, geene verandering worden te weeg gebragt.
Voorbeeld van de publicatie in de Nederlandsche Staatscourant van 25 juni 1825:
Art. 10
De Nederlandsch-Hanoversche grenzen vangen aan, te rekenen van de provincie Overijssel en het graafschap Bentheim, in den omtrek van het zoogenaamde Welperveen of Vleer, ter plaatse waar zich het Nederlandsch, Hanoversch en Pruisisch grondgebied, bij het punt Drieland genaamd, vereenigt en waar thans een met het jaartal 1659 gemerkte grenssteen staat.
Van hier loopt de grensscheiding, in regte lijn en noordwestelijke rigting, naar eenen op de zoogenaamde marksplaats staande, met voorschreven jaartal en het Bourgondische en Bentheimsche wapen gemerkten grenssteen; vervolgens in meer noordelijke doch steeds regte strekking, op den ouden grenssteen, staande aan den noordelijken voet van den Paaschbult of Scherpenberg; van dezen verder door de nieuwe kamp van den Hanoverschen landman Verbecke, en het gemeene veld, niet verre van de Dinckel en oostelijk van dit riviertje naar den ouden in een eiken boschje staande steen, welke wel met het Bourgondische en Bentheimsche wapen, doch met geen jaartal, is voorzien.
Ofschoon de weg alhier, die naar den hof van Verbecke leidt, in deszelfs lengte gedeelte door de grenslijn wordt doorsneden, zoo zal dezelve nogtans geheel Hanoversch blijven.
Van laatstgemelden steen gaat de grens verder, in regte lijn, op een punt aan den regter-oever der Dinckel, hetwelk zeven en dertig ellen zeven palmen of tien Rijnlandsche roeden rug-of zuidwaarts van het, in tegenwoordigheid van commissarissen in de rigting der opgegeven marktegrenzen tusschen de Nederlandsche gemeente Losser en de Hanoversche gemeente Gilhuis, gegraven kruis, op den regter-oever der Dinckel valt, zoodanig dat tusschen deze twee opgegeven punten, de Dinckel, ter lengte van zeven en dertig ellen zeven palmen of tien Rijnlandsche roeden, gemeenschappelijk blijft en de dalweg, of het midden derzelve, aldaar de grensscheiding maakt.
Deze gaat dan verder, van het laatste in de verlenging der voornoemde Marktegrenzen op den regter-oever der Dinckel vallende punt, in regte lijn op een ander vastgesteld punt, bij de plaats, waar het vorig huis van den Hanoverschen bouwman Oeverink heeft gestaan, en wel op eenen afstand van twee en vijftig Nederlandsche ellen zeven palmen of veertien rijnlandsche roeden van het middelpunt van den tegenwoordigen steenen put of bron des gezegden bouwmans, rug- of westwaarts naar de Dinckel heen.
Van hier loopt de grens verder in regte lijn naar eenen met het jaartal 1659 en het Bourgondische kruis en Bentheimsche wapen gemerkten grenssteen, welke op eene hoogte staat, waar voorheen de Twentsche galg heeft gestaan en verder in regte lijn tot op negen nederl. palmen of drie voeten rijnl. westelijk van den nog voorhanden paal der voormalige Bentheimsche galg; (Aan de weg van Oldenzaal naar Bentheim stond in 1827 bij grenspaal 17 de Bentheimer galg nog overeind. De Twentse galg was toen al verdwenen. Die galg heeft op de wat zuidelijker gelegen belt gestaan vlakbij paal grenspaal 16). Van hier in regte lijn door de heide op eenen ouden grenssteen, gemerkt als de vorigen en aan den westelijk uitspringenden hoek der ouden kamp van Mersman staande. Wijders regt door de heide en de landen van den Hanoverschen inwoner Kock op eenen aan beide zijden met het Bentheimsche wapen voorzienen grenssteen, westelijk aan den Bentheimschen Landweer staande, welke Landweer Hanoversch territoir blijft; vervolgens westelijk langs deze Landweer, tot daar, waar dezelve op den zuidelijken hoek van de zoogenaamde Veenkamp stoot, alsdan om de oostzijde van den wal dezer kamp heen; vervolgens weder westelijk langs de Landweer tot aan den westelijken hoek van Holthermskamp; van daar langs de westzijde der sloot van de maten der Hanoversche ingezetenen Holtherms, Piepers en Egbert, tot aan den grenssteen, welke aan den westelijken hoek van voornoemde Egbertsmate staat en met het Bourgondische en Bentheimsche wapen, zonder jaartal, is voorzien. Wordt vervolgd…
Johannes Koopman uit Lattrop trouwt naar Lohne…
Johannes Koopman is geboren in 1841 in het Beerninkbakhuis nu Busscher in Lattrop. Van hem was aanvankelijk niet bekend of hij nog nakomelingen had of zelfs niet waar hij gebleven was. Deze vraag, aangevuld met van hem wel bekende gegevens, is daarop verzonden naar de Heimatverein Lohne-Wietmarschen. Hierop is gereageerd door Walter Vogt die een uitgebreid bericht stuurde van deze familie Koopmann. Hieruit blijkt ook dat Johannes in Lohne is gaan wonen. In een van de volgende Nieuwsbrieven meer over Johannes Koopmann en zijn nakomelingen.
Uit de krant van 1939…
Bewoners Morsman (Mössem) in Lattrop (slot)…
Schema bewoners Mössem…
1578 Harmen Morsink
1603 Berend Morsink
Jan Morsink x ~1635 Nn
1 Berent Morssink erfopvolger zie hierna.
2 Engele Morsink *~1644 x 1669 Willem Hartwick *~1639 Ootmarssum
3 Aeltjen Morsink *~1655 x ~1680 Gerrit Jansz *~1650Zwolle?
4 Arent Morsman *~1657 x 1687 Geesken Haselbeek *1662 Nutter. Uit dit huwelijk:
1 Jan Morsman *4-9-1687 x 2-7-1724 Swenne Haamberg *1704 Hoamberg Lattrop, uit dit huwelijk: 1 Bernardus Morshuijs *4-7-1728 en 2 Jenneke Morshuijs *5-7-1731
1 Berent Morssinck *~1637 x 27-5-1667 Jenneken Lanckamp *~1642 Tilligte
1 Jan Morshuijs erfopvolger zie hierna
2 Jenneken Morshuijs *~1672 x 1697 Harmen Bossinck *~1655 naar Beernink
3 Geesken Berents(oon) Morsman x 1711 Jan Lamberts naar olde Lankamp Tilligte
4 Jenneken Morsman *1683 †<1685
5 Jenneken Morsinck *1685 verder onbekend
1 Jan Morshuis *~1668 x 1697 Geesken Gosinck *1681 oude Goosing
1 Ale Morsink †<1748
2 Lambert Morsink *~1698 x 1728 Deele Schallink *~1703 Tilligte
3 Bernardus Marshuijs *1703 verder onbekend
4 Jenne Morsink *~1710 trouwt 1735 Berend Ganzemeijer *~1705 in Denekamp
5 Joannes Lambertus Morsman erfopvolger zie hierna
5 Joannes Lambertus Morsman *1720 x 1e 1742 Christina Roelofs *1719 Lattrop
1 Joannes Morshuis erfopvolger zie hierna
2 Joanna Mörschinck *1746 x ~1770 Gerardus Joannes Rikkink *1749 Denekamp
3 Gesina Mershuijs *1748 †>1773
4 Janna Morssink *1752 x 1784 Lambertus Auste *1751 Beuningen
Joannes Lambertus Morsman x 2e Fenne Gosink *~1730 Lattrop
5 [half] Christina Morshuis *1756
6 [half] Helena Morshuis *1760 x 1789 Johannes Bernardus Kock naar olde Wigger
7 [half] Egbertus Morsink *1762 x 1794 Elizabeth Velthuis naar Veldboer Lattrop
1 Joannes Morshuis *1743 x 1771 Maria Tijscholte *1742 Lattrop
1 Cristina Morshuijs *1772 x 1800 Gerrit Sleiderink
2 Johannes Morsink erfopvolger zie hierna
3 Jan Gerrit Morsink *1775 †1847 ongehuwd
4 Berend Morsink *1778 x 1807 Maria Voorpostel *1781 Oud Ootmarsum naar Tijscholte
5 Evert Morsink *1780 x 1818 Hendrika in den Toeslag *1787 Lattrop, naar Egberts Jannes
6 Jan Hermen Morsink *1784 †1815 ongehuwd
2 Johannes Morsink *1773 x 1809 Johanna Nijhof *1779 Breklenkamp, kinderloos
Joannes Scholte Lubberink *1803 x 1832 Joanna Maria Nijhof *1791 kinderloos.
Jan Hendrik Roepe *1831 Hezingen x 1869 Gezina Rikkink *1840 Nij Goossink Lattrop
1 Hermannus Johannes Roepe erfopvolger zie hierna
2 Maria Roepe *1871 x 1912 Herman Koekkoek *1866 Dulder
3 Hermina Gezina Roepe *1873 x 1910 Johannes Damgrave *1852 Berghuizen
4 Gerardus Roepe *1874 x 1915 Maria Telgenkamp *~1869 Tubbergen
5 Jan Roepe 1877-1890
6 Bernardus Roepe *1879 †1942 Emsbüren ongehuwd
1 Hermannus Johannes Roepe *1870 x 1904 Gesina Brookhuis *1864 olde Broekhuis/Poolboer Klein Agelo
1 Johannes Hendrikus Roepe erfopvolger zie hierna
2 Gradus Bernardus Roepe 1906-1993 ongehuwd
1 Johannes Hendrikus Roepe *1904 x 1942 Susanna Antonia Kerkhof Jonkman *1909 Volthe
Sinie – Jan – Annie - Marietje – en Josefien.
25-Jarig Huwelijk Hannes Roepe-Santje Kerkhof Jonkman (Mössem) Lattrop 18-05-1962
N.b.: Johan Arends trouwt met Geertruida Johanna Kerkhof Jonkman (1893-1947).
Uit de krant van 1899…
Hermannus Johannes Laarhuis is geboren op 24 mei 1857 op Laarhuis in Lattrop. Deze sedert begin 1900 afgebrande en niet herbouwde boer-derij stond pal ten noorden van het Kosthuis op de Horst. Hermannus overlijdt op 28-2-1899 oud 41 jaar. Hij trouwt in 1887 met Susanna Broek-huis *1863 op Broekhuis in Klein Agelo. Dochter Euphemia Henrica overlijdt in 1893 1½ oud. De dochters Maria Euphemia, Euphemia Henrica en de zoon Joannes Bernardus wonen nog thuis. Joannes erft de boerderij Ahuis in Noord Deurningen van Gerrit Jan Ahuis, wordt hier erfopvolger en trouwt hier in 1911 met Johanna Gerharda Zwiep. De vrouw van Hermannus Laarhuis, Susanna Broekhuis, is al in 1894 overleden oud slechts 30 jaar.
Maar wie is dan deze Geziena Broekhuis? Dit is tot op heden nog onbekend. Nader onderzoek volgt.
Bewonersgeschiedenis Weghuijs in Lutke Aagel (5)…
Deel 3
Rerink op Weghuis…
Hermannus Rerink x 1878 Maria Niehuis…
Hermannus Rerink koopt in ca. 1890, niet lang na de geboorte van dochter Maria Geertruida in 1888, het boerderijtje Weghuis aan de Denekamperstraat, halverwege Ootmarsum en Tilligte. Hij begint met een kleine herberg maar Rerink was eveneens kleermaker, waaruit de bijnaam Snieder Mans ontstond.
Hermannus Rerink is geboren op 4 april 1853 op Koelhuis of Koelman aan de Ottershagenweg, net buiten de dorpskern, in Lattrop. Hij trouwt op 6 mei 1878 met Maria Niehuis *11 februari 1853 op het Scholtenerf in Dorp Denekamp. (foto rechts) Zij nemen hun intrek op een boerderijtje in het centrum van Tilligte waar later de gebroeders Wintels wonen en daarna nog Bernard Schulte van de Hooltschoelt uit Noord Deurningen en Sina Pikkemaat van De Geurner uit Breklenkamp. Hier worden hun 6 kinderen geboren.
1 Gradus Johannes Rerink *04-11-1879 †04-02-1881 1 jaar en 3 maanden.
2 Gradus Rerink *18-10-1882 en †11-11-1882 oud 24 dagen.
3 Hendrikus Rerink *1883 zie hierna.
4 Nn Rerink levenloos geboren op 16-07-1887.
5 Maria Geertruida Rerink *1888 zie deel 4.
6 Bernardus Rerink *14-04-1890 en †17-04-1891 oud 1 jaar. Hij is nog geboren in Tilligte maar overlijdt op Weghuis in Klein Agelo.
Bevolkingsregister 1881-1900 inwonend Johannes Broekhuis *06-05-1872 in Gemeente Denekamp, beroep (leerling) kleermaker. Vertrekt (oud 18 jaar) op 30 april 1891 naar Engden (Pruissen).
Bevolkingsregister 1901-1923 inwonend Albertus Meijer geb. 2 april 1881 op 12-07-1918 ambtshalve doorgehaald, van Tilligte folio 42.
Hermannus overlijdt hier op 31 juli 1908 oud 55 jaar en Maria op 23-10-1936 oud 83 jaar.
Een gebeurtenis op Weghuis in Klein Agelo verteld door Herman Pikkemaat (van Broekhuis):
Werkelijk angstwekkend was het verhaal, dat moeder van grootvader had gehoord. Aan de overzijde van ‘den kamp’, het roggeland bij de boerderij, lag een huisje ‘het Weghuis’ genoemd, misschien wel omdat het dicht aan de weg van Ootmarsum naar Denekamp lag. De bewoners hadden geen goede naam. Men fluisterde, dat het baanstropers waren en voor moord en doodslag niet terugdeinsden. Het gebeurde wel eens, dat een postbode of koopman, die van Hamburg of Bremen naar Amsterdam reisde, nooit aankwam en bij onderzoek gewoon onderweg verdwenen was. Zo is het voorgekomen, dat een knecht van het erf Broekhuis kennis had aan een dochter van het Weghuis. Afgesproken was, dat hij op een avond bij haar zou komen. Toen het donker was ging hij over den kamp, sprong over het beekje, dat de scheiding van de erven aangaf en ging welgemoed naar het Weghuis. Overal was het donker, geen lichtstreepje was te bekennen. Toen ging hij naar het achterste deel van het huis, waar de stal was. Hij kreeg een staldeurtje op een kier en kon op de deel kijken. Daar waren ‘de Weghuiskerels’ bezig met een dode man. Hij heeft de omgang met de dochter verbroken. Toch had het meisje hem nog gevraagd, waarom hij op die avond niet gekomen was. "Och" had hij geantwoord, "jullie waren op de deel zo druk bezig, dat bezoek zeker niet welkom was!"
Hendrikus Rerink x 1911 Maria Bossink…
3 Hendrikus Rerink de oudste nog levende zoon wordt erfopvolger. Hij is geboren op 7 december 1883 en trouwt op16 juni 1911 met Maria Bossink geboren 22 april in Vasse. Uit dit huwelijk:
1 Maria Gezina Rerink *04-05-1912. Hendrikus overlijdt op 16 juni 1912 oud 28 jaren en de dochter op 3 october 1912. Maria heeft nu geen man meer en geen dochter. Zij hertrouwt op 7 mei 1915 in Ootmarsum met Hermanus Bernardus Josephus Rouwers *8 januari 1886 in Ootmarsum.
Familie Herman Rouwers en Marie Bossink in Klein Agelo 1940 (25-j huwelijk)
Staand vlnr:
1 Christina Geertruida (Stien) *1921 2 Lucia Josephina (Lies) *1920 3 Willem Bernardus (Willem) *1917 4 Gerardus Josephus (Gerard) *1927 5 Bernardus Hermannus Johannes (Bennie) *1923 6 Riek *1923 7 Maria Lucia (Marie) *1916
Zittend vlnr:
8 Anna Rudolpha (Annie) Rouwers *1932 9 Hermanus Bernardus Josephus (Herman/Mans) Rouwers 1886 10 Johannes Alphonsus (Jan) Rouwers *1934 11 Marie Bossink *1890 12 Franciscus Josephus Rouwers (Frans) *1929.
Wordt vervolgd…
Bewonersgeschiedenis olde Morsink in Lattrop (2)…
Lambert Austie x 1784 Joanna Morsink…
Na het overlijden van het echtpaar Maatman-Bossinck worden Lambert Austie en Joanna Morssink de nieuwe bewoners. Joanna is geboren op 2 juni 1752 op Morsman nu Mössem in Lattrop. Zij trouwt op 25 april 1784 RC in Denekamp met Lambert Austede ook Oudstie. Hij is geboren op 22 februari 1751 op Austie in Beuningen.
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
1 Helena (Leena) Austee *28-01-1786 op Austie in Beuningen, zie hierna.
De familie verhuist daarna naar het olde Morssink in Lattrop.
2 Christina Austie *20-06-1789 op Morssinkhuisken of olde Morsink, overleden <29-11-1790.
3 Christina Austie geboren Oudstede of Oustede. Zij is geboren op 29 november 1790 en trouwt op 25 april 1816 met Gerardus Joannes Meijer geboren Teutemeijer. Zij vestigen zich in 1808 op het boerenplaatsje oude Bonke in eigendom van Bonke in Lattrop.
Lambert Austede overlijdt hier <1806 en Joanna Morssink op 18 maart 1830 oud 77 jaar.
De oudste dochter Helena wordt erfopvolgster.
Helena Austee x 1805 Gerardus Rikkink…
Helena (Leena) Austee is geboren op 28 januari 1786 op Austie in Beuningen. Zij verhuist met haar ouders dan naar olde Morssink in Lattrop. Zij wordt erfopvolgster en trouwt op 24 april 1805 met Gerrit Jan, doopnamen Gerardus Joannes, Rikkink gedoopt op 2 augustus 1779 en geboren op het oude Bodde in Noord Deurningen.
Hun eerste 4 kinderen worden geboren op het olde Morsink.
1 Helena Rikkink ~27-02-1806, trouwt op 25-05-1838 met Albertus Kloese *22-02-1798 op Cloese in Berghum.
2 Janna Rikkink *maart 1811 overleden 21-09-1811 oud 6 maanden
3 Gerrit Jan Rikkink *02-02-1814 overleden 17-04-1824 oud 10 jaar.
4 Joannes (Jannes) Rikkink *06-03-1818. Trouwt op 06-06-1839 met Susanna Johanna Morsink *19-02-1810 op Tijscholte in Lattrop.
De familie verhuist tussen 1818 en 1821 naar het dichtbij gelegen pachtboerderijtje Nij Goossink.
De volgende bewoners zijn Everardus Reerink van Reerman uit Lattrop en Berendina Nijhof van Nijhof nu Peters in Breklenkamp.
Everardus Reerink x 1816 Berendina Nijhof…
Everardus (Evert) Reerink is geboren op 01-07-1776 op Reerman nu Groener aan de Braakweg in Lattrop. Op 18 april 1816 trouwt hij met Berendina of Bernadina Nijhof geboren op 27-03-1785 op Nijhof nu Peters in Breklenkamp. Uit dit huwelijk worden 2 kinderen geboren:
1 Maria Reerink *12-04-1820, trouwt op 20-11-1848 met Johannes Morsink *13-02-1819 op het olde Bonkenhuis in Lattrop. Zij vestigen zich op het boerenplaatsje Egbers.
2 Gerardus Reerink wordt erfopvolger, zie hierna.
Gerardus Reerink x 1852 Janna Busscher…
Gerardus (Gradus) Reerink is geboren op 01-07-1825. Hij wordt erfopvolger en trouwt op 07-06-1852 met Janna Busscher *06-05-1825 op het olde Westerhof in de Westerhoek in Noord Deurningen (verdwenen). Uit dit huwelijk worden 6 kinderen geboren:
1 Berendina Reerink *24-09-1853. In 1880 vertrekt zij naar Weerselo in dienstbetrekking. Dan verhuist zij naar een oud woonhuis op het dorp in Tilligte waar zij in 1932 overlijdt. Dina heeft in 1883 een onbekende relatie waaruit een dochter wordt geboren. Deze Geertruida (Trui of Truike) is voor haar huwelijk nog dienstbode bij de familie Aarnink-Schutte (Oarnman) in Tilligte. Op 04-09-1919 trouwt zij met Gradus Nijhuis *05-11-1885 in Groot Agelo huisnummer 22. Zij vestigen zich op het boerenplaatsje Bekked aan de Oldenzaalsedijk in Deurningen. Berendina overlijdt hier in 1932 oud 79 jaar.
2 Susanna (San) Reerink *24-07-1856. Eerst woont zij in bij har zuster Dina in Tilligte (zie 1 hierboven). Als Dina in 1932 overlijdt gaat zij wonen bij haar andere zuster Hanna op Schutte. Hier overlijdt zij ongehuwd op 12-02-1938 oud 81 jaar. Wordt vervolgd…