Website: www.Heemkunde-Lattrop-Breklenkamp.nl
Deze nieuwsbrief wordt u aangeboden door de redactie van de website………………………….
Op deze site vindt u o.a. de rubriek ‘Nieuws/mededelingen’ waarin actuele wijzigingen of aanvullingen worden vermeld. Met deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte brengen van nieuwe artikelen en, waar nodig, om uw medewerking vragen.
Hebt u geen interesse in deze mail dan kunt u zich hiervoor afmelden. Een bericht naar de redactie is voldoende: b.busscher@kpnplanet.nl
Nieuws/mededelingen:
Geplaatst op de website:
# In de rubriek Nieuwsbrieven: Nieuwsbrief 2018-5
De VII generaties Warmes (1)…
De 1e alinea van dit artikel in de vorige nieuwsbrief dient als volgt te worden gelezen:
… eigendom is van Hendrik Boomhuis…
Als gevolg hiervan is de volgende zin ook gewijzigd: Hij woont hier tot 1844 met zijn vrouw Zwenne Hannink geboren in Halle.
1000 Jaar parochie Lattrop (1)…
Een vitale, lokale geloofsgemeenschap (RK)
1000 Jaar parochie Lattrop
(Coen Hamers)
1000
Bij het begin van het tweede millennium [Keizer Karel de Grote (afb. links) was toen al 186 jaar dood] had het christendom in deze streek al volop zijn intrede gedaan. De boeren van de marken Lattrop en Breklenkamp hoorden onder het richterambt Ootmarsum en zullen ongetwijfeld daar de kerk bezocht hebben. Ootmarsum hoorde bij het bisdom Utrecht, dat door Willebrord 300 jaar eerder was gesticht. Volgens de overlevering heeft de heilige Marcellinus rond 750 een houten kerkje in Oud-Ootmarsum opgericht. Na een verwoesting van Oud-Ootmarsum is de plaats en het latere stadje Ootmarsum gesticht. Toen in het jaar 917 bisschop Radboud tijdens een missiereis te Ootmarsum overleed, stond daar in ieder geval al een gebedshuis. Waarschijnlijk werd dit houten kerkje al voor 1162 door een parochiekerk vervangen.
1195
Deze kerk, die toegewijd was aan de Heiligen Simon en Judas, werd verwoest in 1195/1196 tijdens twisten tussen Geldersen en de bisschop van Utrecht. Voor de bevolking was dat jaar min of meer rampzalig. Het weer was zeer nat en op 10 oktober 1195 woedde boven Nederland en Noord-Duitsland een geweldig noodweer, waardoor hele wouden zijn geveld. En het voorjaar van 1196 was zo slecht dat in West-Europa een geweldige hongersnood volgde.
1230
Omstreeks 1230 bouwden de parochianen van Ootmarsum de kerk zoals wij die thans nog kennen. Ook de bewoners van Lattrop en Breklenkamp hebben daar door werkzaamheden en door financiële bijdragen het hunne gedaan om de bouw mogelijk te maken. In ieder geval werd tot 1570 jaarlijks in Ootmarsum in de sacristie van de kerk een Send of Zend gehouden, een zitting van de kerkelijke rechtbank, waarop de bijdragen van de diverse kerspels en buurtschappen werden genoteerd. Aanvankelijk maakten Benedictijnen in deze parochie de dienst uit, maar na 1400 deden de zogenaamde ‘wereldheren’ hun intrede. Ook bevond zich te Ootmarsum de Commanderie van de Duitse Orde en een bisschoppelijk hof, van waaruit de bezittingen van het bisdom Utrecht werden bestuurd. Ongetwijfeld hebben de parochianen uit Lattrop en Breklenkamp volop aan de kerkelijke voorrechten van het stadje deelgenomen.
Ook vele kloosters, elders in Duitsland, hadden inmiddels in deze streken de nodige hoeven verworven. De jaarlijkse inkomsten uit deze door pachters gerunde boerderijen waren welkome inkomstenbronnen voor de geestelijken. Geen wonder dat de grote, oude boerenhoeven van Lattrop en Breklenkamp veelvuldig voorkomen in deze eeuwen in de belastingannalen van Werden en Corfeij.
1300-1520
Desondanks worden de marken Lattrop en Breklenkamp, hoewel midden tussen de kloosters van de Moderne Devotie van Albergen en Frenswegen gelegen, in verband met deze twee kloosters niet genoemd. Beide vestigingen zijn van generlei relatie of invloed, althans daarvan is in de geschreven documenten niets meer bewaard gebleven. In de Kroniek van Johannes van Lochem, Prior te Albergen, geschreven tussen 1520 en 1525 worden Lattrop en Breklenkamp niet eenmaal vermeld.
1517-1600
Het ontstaan van de Reformatie zal aanvankelijk aan Lattrop en Breklenkamp voorbij zijn gegaan. Maar als gaandeweg de standpunten zich verharden en het tot gewelddadige handelingen komt, is de plattelandsbevolking van Twente aan de beurt. De woelingen van de 80-jarige oorlog houden ook hier huis. Voor en na 1600 vinden in deze streek enige veldtochten van de Staatse troepen van Maurits en Frederik Hendrik plaats. Het bekendst is wel die tocht waarbij het kasteel van Lage (afb. links) in 1626 door Staatse troepen met buskruit in de lucht is geblazen. Een klap, die de boeren hier ongetwijfeld allemaal moeten hebben gehoord! In 1597 verovert Maurits Oldenzaal. Vanaf dat moment was het met de betrekkelijke godsdienstvrijheid gebeurd. Maar de eigenwijze en volhardende manier van optreden van de pastoor van Ootmarsum bewerkstelligde, dat tot 1621 de toestand op kerkelijk gebied hier min of meer ongewijzigd bleef. En dat alles ondanks het feit dat alle pastoors na 1601 verplicht waren naar de nieuwe godsdienst over te gaan.
1632
Met de stichting van het huidige Huis te Breklenkamp, door samenvoeging van de erven Tij en Goossink en de bouw van de eerste versterkte stenen hoeve, beginnen kerkelijke geschiedenis en geschiedenis van Lattrop en Breklenkamp weer vorm en gestalte te krijgen. Van 1632 tot 1810 zullen de Bentincks een merkbaar stempel op de ontwikkeling van het kerkelijk leven van de twee marken drukken. Allereerst is een kerkelijke relatie met Frenswegen vanaf dat moment aantoonbaar. In de woelige periode van Reformatie en Contra-reformatie zijn de Heren van Bentinck vast blijven houden aan het Katholieke geloof. Na hun komst in Breklenkamp richtten zij zich blijkbaar vooral op het klooster, mogelijk in verband met de moeilijkheden in Ootmarsum. Maar ook de relatie tussen de burgers van de stad Ootmarsum en deze jonkheren was niet voorbeeldig te noemen. Een slechte relatie met de kerk aldaar zal daar ongetwijfeld bij gehoord hebben. Een drietal zaken wijst hierop.
1672
Allereerst bestaat een oude Maria-legende, die verhaalt hoe de havezate in juli 1672 belegerd wordt door troepen van Bommen Berend. Na een noveen tot Maria (een negendaagse periode van bidden en geestelijke bezinning voor een bepaald doel) begint het onstuitbaar te regenen. Zo erg, dat alles in Lattrop en Breklenkamp door de wassende wateren van de Gele Beek en de Dinkel onder water loopt en de vreemde troepen het hazenpad moeten kiezen. Of dit gebeuren waar is of niet: in ieder geval is het in dat jaar na geweldige wolkbreuken eind juni van 14 juli tot 30 augustus onstuimig, onbestendig en vooral regenachtig weer. (afb. L: Christoph Bernhard von Galen alias Bommen Berend).
In de tweede plaats zijn geschriften bewaard gebleven, waarin omstandig verteld wordt hoe Jonkheer Gerard Adolf, in dienst van het leger van de Bisschop van Munster, Bommen-Berend, van de burgers van Ootmarsum en zijn pachters een geweldig pak slaag heeft gekregen: ‘sed flagellatus est par rusticis tuis’ (hij heeft met de zweep gekregen van zijn boeren) na afloop van de gebeurtenissen die wij kennen als het rampjaar.
In de derde plaats hebben zich in de vensters van de kloosterkapel van Frenswegen, tot het moment dat de kapel is opgeblazen met buskruit, gebrandschilderde ramen bevonden met de personalia van de huwelijken van diverse Jonkheren van Breklenkamp uit de periode tussen 1650 en 1800. Nog in oktober 1812 verklaren een drietal kanunniken: Wir unterschriebene als Mitglieder der aufgeho-bene Canonie Frenswegen bezeugen dass das Wappen von der Familie von Bentinck mit folgender buchstäblicher Zuschrift im Fenster der Kirche zu Frenswegen enthalten saij.
In ieder geval moet duidelijk zijn dat de bewoners van dit gebied om hun moverende redenen kozen voor een van de beide kerkelijke stromingen en dat die keuze de onderlinge verhoudingen niet ten goede kwam. Dat daarbij de consequent voor de oude kerk kiezende en lastige Bentincks zich roerden laten de markenboeken uit die tijd duidelijk zien. (Afb. hierboven: ’t Huis Breklenkamp)
Wordt vervolgd…
Gezina Beijerink-Kuipers (3)... (zie oproep nieuwsbrief 2017-10)
Het laatste half jaar is de redactie op zoek geweest naar contactadressen van de familie Beijerink in de verenigde Staten. Via internet zijn in de staat Iowa 22 adressen gevonden van deze familie. Eerst zijn 5 brieven verzonden. Eén komt onbesteld retour. Op een andere brief wordt gereageerd maar deze vrouw weet weinig van de familie en de jongeren die zij hierover spreekt hebben geen belangstelling. De volgende 5 brieven verzonden. Geen reacties. Vervolgens de laatste 12 adressen aangeschreven. Hierop volgt na enkele weken een brief van Gary Paul Beyerink in Carroll Iowa met een handgeschreven overzicht van zijn familie.
Hieruit blijkt dat hij een kleinzoon is van Johannes Hendrikus (John Henry) Beyerink, die is geboren op 14 januari 1886 op Beijerman in Tilligte. Hij vertrekt in 1906 naar Amerika met zijn broer Bernard en zijn oom Graads (1883-1966) die hier op bezoek is. In 1962 brengt John Henry, met zijn oudste dochter Hilda Schwarzenbach-Beyerink, een bezoek aan zijn 3 broers in Tilligte, aan zijn zuster Marie Budde-Beijerink in Ootmarsum en broer Herman Beijerink in Albergen.
Een overzicht van de nakomelingen van John Henry op blad 12 in deze nieuwsbrief; van zijn ooms Hendrikus en Gerhard volgt later. Foto hierboven Albergen: Vlnr Gesina Nordemeule, John Henry Beyerink, Herman Beijerink, Bernard Beijerink.
Keuters van Wietmarschen naar Lattrop (4)…
De opbrengst was verkeken, maar nog niet helemaal, want Keuters had als huisslachter de vorige dag nog van twee geslachtte varkens de blaas meegenomen. Na deze goed schoongemaakt te hebben had hij ze gevuld met elk twee liter foezel. Meike moest ze onder de blouse verstoppen en het zo ontstane decolleté was levensecht, maar bovenal een plaats op het lichaam waar de Commiezen niet mochten fouilleren. Zo had de tocht richting ‘de Pruus’ toch nog een paar stuuver opgeleverd’.
Frans Keuters: “Mien vader had nen waschekettel vol met geld. Veurnamelijk Duuts geld. Bankbiljetten van 1 miljoen Deutschmark was niks en nog völ groter. En of mien moeder noe zee: Gerrad, koap d’r noe es wat veur! Oh… nee dat kump almoal wa good. Moar hij hef alns weg motn smietn. Het geld gung kepot en hee kon ’t net zo good in braand stekn”.
Al voor de bouw van het winkel-woonhuis ontwikkelt Gerard zich tot een veelzijdig vakman. Hij is klompenmaker, dakdekker, dokkenmaker, huisslachter, asfalteerder en werkt later bij de Werkverschaffing, de latere Heidemij.
Gerard en Meike bouwen een winkel-woonhuis…
Het huurmanshuisje Kupers-plaatsje, een dubbele woning, waarin Gerard, Meike en hun 5 kinderen wonen, wordt bouwvallig en de eigenaar wil overgaan tot sloop. Gerard koopt een stuk bouwland van Egberd Kraken en bouwt hierop een nieuw winkel-woonhuis.
Annie Olde Loohuis-Reerink (van Koelman) *1914: “het Kupersplaatsje is eigendom van de familie Albertus Joannes Kamphuis en Hendrika Geertruida Edelkamp op het plaatsje Kraken Jan. Kort nadat de familie Keuters-Koehorst het plaatsje verlaat wordt het oude dubbele woonhuis afgebroken”.
Haar zuster Sientje Reerink *1918: zij is 6 jaar en gaat naar de 1e klas van de nieuwe rk lagere school in Lattrop: “In 1924 verlaat de familie Keuters-Koehorst het Kupersplaatsje en bouwt een winkel-woonhuis in Lattrop, kruidenierswinkel en manufacturen. Gerard vent ook brood maar bakt niet zelf”.
Begin maart 1925 breekt er brand uit en het winkelhuis brandt geheel af. Alles is verzekerd en het pand wordt herbouwd. Op 30 mei 1928 wordt het faillissement uitgesproken van ‘G. Keuters, winkelier te Lattrop, gemeente Denekamp’. In september van dat jaar vindt de eindveiling plaats. Het Twentsch dagblad Tubantia vermeld hierover het volgende:
‘Denekamp, 20 Sept. Ten overstaan van notaris Kleinschmit te Ootmarsum vond heden in het café Arends te buurtschap Lattrop de eindveiling, ingevolge art. 1223 B.W., plaats van een woon- en winkelhuis met eenige nabijgelegen grond en een perceeltje heide, in eigendom toebehoorende aan den heer G. Keuters, aldaar. Kooper van de perceelen 1 en 2, zijnde het huis met eenige nabijgelegen grond en een bouwterrein, wordt de heer Ruël op Boomhuis te Lattrop voor de som van ƒ 6234. Een perceeltje heide wordt gekocht door mej. Wed. Roolvink te Oldenzaal voor de som van ƒ 91.
Hier wordt hun 10e kind Bernardus Franciscus (Bertus) geboren. Na de brand en bij de herbouw is er een slaapkamer met keuken gebouwd aan de zuidzijde. Hier woonde een zuster Helena die later naar de missie is vertrokken.
Aanvaringen met pastoor Brandts…
Het smokkelen van Gerard Keuters, en niet alleen van hem, was een doorn in het oog van pastoor Brandts, sinds 1914 pastoor van Lattrop. Op de preekstoel trok hij van leer tegen dit ‘zondig’ gedrag en hij schroomde niet om hierbij man en paard te noemen. Toen het smokkelen niet ophield verbood hij vanaf de kansel de parochianen nog langer boodschappen te doen bij Keuters. Iedereen wist van zijn smokkelpraktijken, vooral zijn ‘leveranciers’. Keuters heeft klanten in Lattrop maar vooral in Breklenkamp. Zij kennen de gezinsomstandigheden en willen hem niet in de steek laten. Dus gaan de klanten in Breklenkamp niet over de straat, waar de pastoor goed zicht op heeft, maar gaan bij Vootsmids-Jan niet richting school, maar rechtdoor. Bij Boomhuis lopen ze binnendoor via een pad over het land en komen zo achter de winkel van Keuters. De oproep van de pastoor had wel effect want het aantal klanten wordt zienderogen minder. Wellicht heeft dit bijgedragen aan de ondergang. Foto L: Gerard Keuters van kerk naar huis.
De pastoor was een machtig man en zat Keuters ook op persoonlijk vlak dwars. De oudste dochter Annie deed 1e H. Communie en Meike had het meisje een jurkje aangetrokken met korte mouwen. Als de pastoor dat op de pastorie gewaar wordt weigert hij haar tot de Communie toe te laten. Reden? Korte mouwen waren ongepast. Gerard en Meike ontsteken in woede maar kunnen niets uitrichten. Maar Gerard is volgens Frans Keuters ‘veur de duvel en ziene oole moer nig bang’. De volgende dag stapt Gerard Keuters op de fiets, rijdt naar Oldenzaal en doet zijn beklag bij de Deken. Dat bleek over te komen want kort daarop vervoegde de Deken zich bij pastoor Brandts op de pastorie in Lattrop waar deze een uitbrander kreeg. Maar wat deed de pastoor? Frans Keuters: “die gung noar de boern en vrög hun: hebben jullie Keuters geld leend? Dat geld moeten jullie morgen weer ophaaln. Ja maar… zeiden de boern, Keuters is altied good van betaaaln! Wat is er nu an de haand? Nee… niks met te maken’. Wat doot noe dee boern? Dee komt bie mien vader en zegt ‘wie wilt het geld terughemn’. Zeg mien vader: ja… moar dat geet nig, ik heb dat geld nig’. En toen bint miene olders failliet verkloard”. Wordt vervolgd…
7 Februari 1939 ‘De Tijd’.
Het betreft de 39-jarige Gerardus Joannes (Gerard) Bulter (foto R), geboren op 28 october 1899 op het Köstersplaatsje in Noord Deurningen. Hij is een zoon van Albertus Bulter (1874-1911) en Geertruida Geertshuis (1875-1968) uit De Lutte. Hij trouwt op 10 mei 1929 met Geertruida Maria Gerwers geboren op 20 october 1900 op Mösch-Gead in Tilligte. Uit dit gezin 7 kinderen, Albertus, Geertruida, Maria, Gesina, Bernardus, Johannes Gerardus en Johannes.
Na het overlijden van Gerard op 10 februari 1939 hertrouwt de weduwe Bulter-Gerwers met Hermanus Hendrikus Niehoff, geboren op 4 juni 1914 op Wezenberg, tegenover Köster. Uit dit huwelijk 2 zoons. Geertruida Bulter-Gerwers overlijdt in 1945 waarop de weduwnaar Hennie Niehoff in 1946 hertrouwt met Johanna Maria (An) Ruël, geboren op 27 november 1918 op het plaatsje Willems of Reulke in het Binnenbrook in Lattrop. Uit dit huwelijk twee dochters.
De VII generaties Warmes (2)…
De pacht wordt afwisselend geïnd door Hendrik Boomhuis, zijn vrouw Zwenne Boomhuis-Hannink of hun dochter Gesina Berendina Boomhuis.
Anna Margaretha Schroer overlijdt in Breklenkamp in 1865 oud 65 jaar en Johann Gerhard Warmes (landbouwer en klompenmaker) in 1872 oud 82 jaar.
Warmes-Recker (overgrootouders)
Johannes Wilhelmus Warmes, zie 2 hierboven, wordt erfopvolger. Hij is geboren op 4 mei 1820 in Lage. In 1844 vertrekt hij, oud 24 jaar, met zijn ouders naar het pachterf van Gerrit Boomhuis in Breklenkamp, gelegen aan de Geele Beek. Hij krijgt verkering met Gezina Maria Recker, die hij nog kent uit zijn jeugdjaren in Lage. Zij is geboren op 8 september 1831 en is een dochter van Henricus Franciscus Recker en Geertruida Lutkeveltmann uit Breklenkamp. Johannes en Gezina trouwen op 27 januari 1853 op het gemeentehuis in Denekamp.
Uit dit huwelijk worden 6 kinderen geboren: (allen geboren Breklenkamp 1 en gedoopt in de rk kerk HH Simon & Judas in Lattrop).
1 Gerardus Joannes, geboren 3 november 1853, ongehuwd overleden in Lage op 3 januari 1889, oud 35 jaar en 5 dagen later begraven in Neuenhaus.
Gerrit Jan, zo wordt hij ook wel genoemd, vertrekt op 28 october 1881 naar Lage waar hij waarschijnlijk als boerenknecht heeft gewerkt. Op 4 januari 1889 wordt zijn lichaam daar gevonden in het riviertje de Dinkel waarna wordt vastgesteld dat hij is verdronken. Men denkt dat hier geen sprake is van een misdrijf, maar dat hij in de Dinkel is gevallen en verdronk.
Op 5 januari wordt de ‘Sterbeurkunde’ afgegeven in Lage die door noaber Johannes Wassink in Breklenkamp naar het gemeentehuis in Denekamp wordt gebracht. Hier wordt vervolgens ook een overlijdensakte opgesteld. Een deel van de tekst luidt als volgt: “Vertaling overlijdens acte No. 1, Lage, den vijfden Januari achttienhonderd negen en tachtig. Voor den ondergeteekende, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, verscheen heden Johannes Wassink, inwonend zoon, mij persoonlijk bekend, wonende te Hollandsch Breeklenkamp, en verklaarde dat Gerrit Jan Warmes, inwonend zoon van vijf en dertig jaar oud van de Katholieke Godsdienst, wonende te Hollandsch Breeklenkamp, geboren te Hollandsch Breeklenkamp, zoon van den klompenmaker Jan Willem Warmes, en diens huisvrouw Siena geboren Räkers, te Lage op den derden Januari van het jaar achttienhonderd negen en tachtig des namiddags ten tien ure is overleden”. Waarom hij niet in Lattrop wordt begraven is niet bekend.
2 NN levenloze zoon ovl. 18 januari 1858.
3 Geertruida, geboren 24 februari 1859, ongehuwd overleden in Ootmarsum op 25 januari 1933, oud 73 jaar, en op het rk kerkhof in Lattrop begraven op 28 januari.
4 Gezina, geboren 26 september 1863, overleden 14 maart 1865, 1½ jaar.
5 Gerardus, zie hierna.
6 Maria Warmes, geboren op 12 januari 1870. Voor haar huwelijk is zij dienstbode bij de familie Alink op Boomhuis in Lattrop. Zij trouwt op 7 juni 1901 met Jan Berend Roelink, geboren op 18 september 1862 op het erf Voot-smid in Lattrop. Zij vestigen zich in Agelo op het erf Kleiboer nabij de kleiafgraving van de steenfabriek.
Bevolkingsregister 1901-1923: inwonend Hermannus Franciscus Muntel, knecht, geb. 1894. Dit is Frans Muntel (foto L), later huisslachter, bijnaam Frenske, die 1925 trouwt met Johanna Aleida Grote Punt van het plaatsje GetJan-Jannes aan de Esweg in Lattrop.
Joannes Wilhelmus is landbouwer op Warmes van 1844 tot 1853 waarna zijn zoon Gerardus het erf overneemt. Joannes overlijdt hier op 14 maart 1897, oud 76 jaar en Gezina op 3 maart 1905, oud 73 jaar. Op het bidprentje van Joannes wordt hij Warmers genoemd en zijn vrouw Rekers.
Foto rechts: Jan Berend Roelink (Kleiboer) Groot Agelo
Graads Warmes en Meike Loman (grootouders)
Gerardus Warmes, zie 5 hierboven, wordt erfopvolger en is geboren op 2 juni 1866. Hij trouwt op 13 april 1899, 32 jaar, met Maria Loman geboren 7 januari 1871 op Oude Beijerink of Ool Baijink aan de huidige Damweg in Tilligte. Foto links: Graads Warmes en Meike Loman.
Uit dit huwelijk worden 10 kinderen geboren: (allen geboren Breklenkamp 1 en rk gedoopt in Lattrop).
1 Gezina Geertruida (Sina), geboren op 25 october 1900. In haar jonge jaren is zij dienstbode bij de familie Meinders-Laarhuis, onderwijzer in Breklenkamp.
Zij overlijdt ongehuwd op 16 augustus 1976 in het verpleeghuis in Denekamp. Op haar bidprentje de vele verdiensten voor de familie en gemeenschap in Lattrop en Breklenkamp.
‘Na een langdurig ziekbed is zij van ons heengegaan. Te midden van haar familie had zij een eigen plaats, een taak bijna. Zij vormde een middelpunt, meelevend, belangstellend en helpend voor zover haar mogelijkheden gingen. Ook in de parochie van Lattrop vervulde zij in haar goede jaren een belangrijke rol. Haar liefde voor de Missie kwam tot uiting in een grote ijver voor de Pauselijke Missiegenootschappen, waarvan zij vele jaren hoofdzelatrice was. Ook de ijver voor Gods huis ging haar ter harte: zij zorgde mede voor een waardig aanzien van de kerk van Lattrop…’.
Jan ter Brake: “Tante Sina is dienstbode geweest bij fam. Meinders, heeft oom Johan geholpen toen hij zijn bedrijf begon tot hij in 1933 trouwde. Later werkte ze mee op de boerderij met oom Gerard zoals zo veel vrouwen in die tijd. Bovendien heeft ze veel tijd gespendeerd aan het schoonhouden van de kerk (vrijwilligerswerk). Ze is volgens mij geen dienstbode geweest bij Molendijk en Goosink. Dat bleef wel beperkt tot een keer helpen als het zo uitkwam”.
2 Gerhardus Johannes (Gerard), geboren op 24 juni 1902 en ongehuwd overleden op 30 october 1958.
Gerard is de erfopvolger en bebouwt de boerderij van 1932 tot aan zijn dood in 1958. Omdat hij niet getrouwd is moet er een erfopvolging komen. Deze werd gevonden in de persoon van de jongste dochter Truus (zie 10 hierna). Wordt vervolgd…
Vonnissen Rechtbank Almelo (Provinciale Overijselsche en Zwolsche Courant 1 maart 1889).
De rechtbank heeft in haar jongste zitting de navolgende vonnissen gewezen:
G.W., landbouwer en B.F. timmerman te Lattrop, gemeente Denekamp, beklaagd dat zij 15 januari jl. te Lattrop te zamen en in vereeniging G.B.H. hebben mishandeld, no. 1 door hem gewelddadig aan te grijpen en te stooten, zoodat deze op den grond viel en no. 2 door gemelden H. herhaalde malen met een ijzeren schop te slaan. Waardoor deze is verwond geworden, no. 1 tot 8 dagen en no. 2 tot 1 maand hechtenis gevorderd.
G.B.H., landbouwer te Lattrop, beklaagd dat hij 15 januari jl. des avonds te Lattrop een aan G.W. toebehoorende duffelsche jas heeft beschadigd, door met een mes een snede in een der mouwen toe te brengen en op tijd en plaats gemeld voornoemden W. met een plaggenschop heeft geslagen, waardoor deze op den grond is gevallen en mede op voormelden tijd en plaats J.B.M. met een mes een snede in den rechter arm heeft toegebracht, waardoor deze bloedend is verwond geworden, na vroegere veroordeeling, tot 2 maanden hechtenis gevorderd. De namen van de betrokken personen zijn niet bekend.
Historie 'Smids-Gradus' of 'Kosthuis' in Lattrop (2)…
Hieronder volgt een transcriptie van de opgemaakte verhuringsakte.
19.Verhuringsakte: 21-04-1830.
Door: Gerrit Hofste, landbouwer te Lattrop, de verhuurder.
Aan: Gerrit Hendrik Immink, smid, wonende te Breklenkamp, huurder.
Van: 1. Een stuk zaailand het `Nije' genaamd, groot 30 roeden, tussen de Hohenhorst en het Veld gelegen.
Met het recht van de huurder om daarbij te zetten; `in goede bewoonbare staat te bouwen woonhuis'.
2. Een stuk zaailand `op den Nieuwenkamp', groot 60 roeden gelegen tussen de Rouwenhorst en het land van verhuurder.
Voorwaarden: Aanvaarding van de landerijen na Sinte Jacobi (25 juli a.s.) in de stoppelen en van het huis op Sinte Martini 1830. (11 november)
Na zes jaar huis en landerijen ontruimen en ter beschikking van de verhuurder laten liggen. Het huis op Sinte Martini 1836 en de landerijen in de stoppelen 1836.
De huur bedraagt F44,- per jaar, te betalen `iedere jaar afzonderlijk aanhanden van verhuurder' binnen één maand na Sinte Martini.
Huurder heeft het recht van mestwinning uit het Gemeene Veld voor zijn gehuurde percelen. (plaggesteken)
Borg: Albert Hendrik Immink, tevens aanwezig, landbouwer te Breklenkamp.
Getuigen: Hermannus van Benthem, tapper en Hermannus Reinders wever, beiden te Ootmarsum.
Korte beschrijving van de hierboven gebruikte woorden.
Het ‘Nije’: dit hebben we niet kunnen plaatsen evenals de veldnamen ‘op den Nieuwenkamp’ en ‘Rouwenhorst’. De naam Hohenhorst, destijds ook genaamd ‘De Grote Hanist’, komt in het veldnamenregister voor als ‘Hoonhorst’.
Tijdens de Franse bezetting worden de regionaal verschillende oppervlakte aanduidingen opgeheven. Aanvankelijk verordonneerde Lodewijk Napoleon dat voortaan in heel Nederland de Rijnlandse morgen zou worden gebruikt. In 1810 wordt overgeschakeld op de huidige metrieke oppervlakte-maten, afgeleid van de meter, en hield de morgen als oppervlaktemaat op te bestaan. Een Rijnlandse morgen (ca. 8516 vierkante meter) kon worden onderverdeeld in 6 hont, een hont in 100 vierkante roeden, en een roede in 144 vierkante voet. In 1806 wordt de Rijnlandse morgen de standaardmaat in het Koninkrijk Holland, totdat in 1810 het metrisch stelsel wordt ingevoerd. De oude aanduiding wordt hier dus nog wel gebruikt. Maar hoeveel was nu een roede? Het ‘Nije’ (zie boven) was 30 roeden groot. Een Rijlandse morgen, 8.516 m2 gedeeld door 6 hont is 1.419 m2. Een hont is 100 vierkante roeden, dus 1.419 : 100 is 14,19 m2 voor 1 roede. Hier de wortel uit geeft een afmeting van 3.76 m1 in het vierkant. De oppervlakte van het ‘Nije’ is dus 30 x 14,19 m2 is 425 m2, dus groot ongeveer 20.60 meter in het vierkant. De ‘Nieuwenkamp’ meet 60 roeden en is dus 2 maal zo groot, 825 m2 of 8 en een halve are. Naar huidige begrippen kleine stukjes dus.
Gerrit Hendrik Immink kan de landerijen aanvaarden op 25 juli, op of na Sinte Jacobi, nog bekend als ‘Sint Joapke’. Opmerkelijk is de uitdrukking ‘in de stoppelen’. Dit kan eigenlijk maar een ding betekenen. Het akkerland waar graan op wordt verbouwd moest bij het verlaten ‘stoppellaand’ zijn. En dan is bekend wat er bedoeld wordt want dat woord kennen de ouderen onder ons nog. De oogst, als rogge, haver, gerst of tarwe moet van het land af zijn. Daarna hoeft het land niet te worden ‘gestreken’. Strijken is een oude term voor het ‘school’ (ondiep) omploegen van het akkerland.
Hij moet het huis en de landerijen na 6 jaar weer verlaten, op Sinte Martini 1836. Of dat ook zo gegaan is zien we verderop. In de Catholijcke Kerk wordt Martinus vereerd op 11 november. De naam is oorspronkelijk een verkleinvorm van Martius, een Latijnse naam die "van Mars" betekent. Mars is de Romeinse God van de oorlog; zijn naam hangt samen met Grieks marnamai "ik strijd". De heilige Martyinus (afb links) was een Romeinse soldaat (gestorven circa 397). Over hem gaat het verhaal dat hij de helft van zijn mantel aan een bedelaar gaf.
Het ’plaggesteken’ behoeft eigenlijk geen uitleg. In die tijd was er een grote behoefte aan zoals wij het nu zouden noemen ‘dekkeplaggen’. Deze worden o.a. gebruikt voor het afdekken van een kuil waarin men veldvruchten bewaarde. Zoals op een ‘tuffelkoel’ of op een ‘bietnkoel’. Eerst ‘gereid’ stro erop, van beneden naar boven, dan een laag bladeren en hierop de plaggen als dakpannen van beneden naar boven gelegd. In de ‘nok’ een kleine opening als broodnodige ventilatie. De Damhoes-jongs kennen dit vast nog wel. Plaggen worden ook gebruikt om in de koeienstal te leggen. In het voorjaar, als de ‘beeste’ weer buiten waren, worden deze uit de stal gehaald en op de akker verspreid. Eeuwenlang wordt dit gedaan en hieruit zijn de essen ontstaan, zo ook de Hoonhorst. Mocht hij onverhoopt niet in staat zijn de verschuldigde huurpenningen op tijd te betalen dan kan de verhuurder de borg aanspreken; dus zijn broer Albert Hendrik op het Wevershuijs in Breklenkamp.
Terug nu naar Gerrit Hendrik Immink en zijn vrouw Berendina Toeslag. Op 21 april 1830 wordt de ‘verhuringsakte’ opgemaakt. Gerrit Hofste verplicht zich een `in goede bewoonbare staat woonhuis’ te bouwen. Zulks geschied en eind augustus is het boerderijtje klaar. Op 30 augustus van datzelfde jaar trouwen zij op het gemeente Huis in Denekamp.
Er moeten akten worden opgemaakt of elders opgevraagd. Eerst van Geert Hendrik Imminck. Zijn doopceel wordt gelicht in het Doopboek van de kerk in Wietmarschen. Een zogenaamde ‘Bescheinigung des Pfarrbuches’ wordt afgegeven en gevoegd bij de huwelijksbijlagen. Kosten ‘2 Gute Groschen’ die de bruidegom mag betalen. Omdat zijn vader in 1828 is overleden moet van hem ook een ‘Bescheinigung des Todten=Registers’ overlegd worden. Kosten wederom ‘2 Gute Groschen’. Wordt vervolgd…
Uit de krant ‘Het Centrum’ van 21-07-1926…
Lattrop, gem. Denekamp.
EEN KOPEREN FEEST
Op vrijdag 23 juli is het 12½ jaar geleden, dat de Z. Eerw. Heer J.W.J. Brandts door Mgr. Van de Wetering werd benoemd tot pastoor te Lattrop als opvolger van den Z. Eerw. Heer van Bijlevelt. Z. Eerw. was destijds kapelaan te Doornenburg.
Wat een vruchtbaar werk heeft pastoor Brandts in deze betrekkelijk korte periode te Lattrop verricht. ’t Begon met de stichting van een R.K. school. Nauwelijks was de nieuwe schoolwet ingevoerd of de parochie kreeg haar bijzondere school.
De kerk van Lattrop werd bouwvallig. Herstellen baatte weinig. Ook was ze te klein. Al meerdere jaren had men gesproken over een nieuwe kerk met pastorie. Pastoor Brandts vatte de koe bij de horens. De parochianen steunden den herder flink. In 1925 werd met den bouw van kerk en pastorie begonnen. De bekende bouwmeester Cuypers was de architect. Een juweel van een kerk heeft hij aan Lattrop geschonken.
Dat pastoor Brandts dit alles heeft kunnen voltooien, is voor een niet gering deel te danken aan de mildheid en goedwillendheid zijner parochianen, wier liefde hij bezit.
Toen hem de vraag gesteld werd, wat men hem bij gelegenheid van zijn 12½-jarig herderschap zou kunnen geven, was zijn wensch: niets voor zich, maar wel voor de kerk, als ’t dan kon een nieuwe luidklok? (moeilijk leesbaar). En zie, in korten tijd waren ƒ 1800 voor dat doel bijeengebracht door de betrekkelijk kleine parochie zonder bemiddelde parochianen. Dit feit zegt genoeg.
Volgens wensch der parochie en niet minder volgens wensch van den jubilaris wordt het feest slechts kerkelijk gevierd.
De nakomelingen van Johannes Hendrikus (John Henry) Beyerink (1)…
(Gegevens van Gary Paul Francis Beyerink in Carroll Iowa, kleinzoon van John Henry)
Johannes Henricus Beijerink, in de USA geschreven met ‘y’, is geboren op 14 januari 1886 op het erf Beijerman in Tilligte. Hij is het 3e kind uit het huwelijk van Bernardus Beijerink (1853-1923) en Gezina Borggreve (1857-1938) geboren op Möschoes in Tilligte.
Op 4 juni 1904 vertrekt hij naar Tubbergen als boerenknecht. In 1906 is hij weer terug op de ouderlijke boerderij, waar zijn oom Graads (1883-1966) uit Amerika de familie bezoekt. Als zijn oom teruggaat, gaan Johan en zijn broer Bernard met hem mee. Uit de Twentsche Courant van mei 1963: “In 1906 stapte ‘Jenske’ Beijerink als 19-jarige deserteur met valse papieren aan de zijde van zijn oom (Graads), die al naar Amerika was geëmigreerd en met vakantie in Holland was geweest, de loopplank van de boot naar Amerika over. Aan de andere kant van oom liep zijn jongere broer Bernard. In Amerika heeft John eerst op een farm gewerkt, maar al spoedig trad hij in dienst bij de spoorwegen. Hij huwde de Duitse emigrante Kathe Hulsink”.
Op 28 januari 1913 trouwt hij met Katherina Anna (Kate) Hulsing, geboorteplaats onbekend.
Uit het huwelijk worden 7 kinderen geboren: (alle kinderen zijn geboren in Maple River in de staat Iowa.
1. Hilda B Beyerink, 1913-2003. Zij trouwt, jaar onbekend, Kenneth Wade (Kenny) Schwarzenbach, 1914-1994 in Denison, Crawford County Iowa. Uit dit huwelijk is 1 dochter bekend, Ellda Jean Schwarzenbach geb. 18 september 1947. Zij trouwt op 30 december 1967 met Ron Kernwood geb. in 1942. Uit dit huwelijk Mark Kenwood geb. in 1984.
2. Bernard John Beyerink, geb. op 16 september 1915, ongehuwd overleden op 17 september 1938, 23 jaar oud.
3. Leonard Gerhard (Gus) Beyerink, 1917-1968. Hij trouwt ca. 1938 met Rita Katherine Schaefer 1918-1977.
Uit dit huwelijk 4 kinderen: (alle kinderen zijn geboren in Maple River in de staat Iowa.)
1. Leonard Gerhard Beyerink 1940-1994, trouwt ca. 1965 Eileen Ann Schoeder, 1944-2012 geb. in Arcadia Iowa. Uit dit huwelijk 2 dochters: Josephine Marie Beyerink geb. 1967, trouwt ca. 2002 met Kevin Wieland en Jacqueline Marie Beyerink, geb. 1976, trouwt in 2004 met Dean Rahe.
2. Katherine Ann Beyerink, geboren en overleden in 1942.
3. Carol Rita geb.17-9-1944, trouwt in 1964 met Steven Thomas Macke.
4. Gary Paul Francis Beyerink, geb. 25-12-1959. Geen verdere gegevens bekend.
4. John Lawrence (Jays) Beyerink 1920-1992. Trouwt in 1959 Beatrice M Subbert 1923-2004 in Carroll, Carroll County Iowa. Kinderloos.
5. Norbert Orville Beyerink, 1922-12978. Trouwt in 1946 met Patricia Ann Rhoades Smith, 1929-2008 geb. in Glidden, Carroll County Iowa.
Uit dit huwelijk 4 kinderen: (alle kinderen zijn geboren in Maple River in de staat Iowa.)
1. Robert John Beyerink *1948, trouwt in 1969 met Barbara Sturm * 1948. Uit dit huwelijk 3 kinderen: 1. Brett Beyerink *1970, trouwt in 1993 Lisa Deerschuck *1970 in Vail Iowa. Kinderen Jonathan *1994 en Zachary *1997. 2. Brian Beyerink 1971-1994, trouwt in 1993 met Mary Thielen. Kinderen: Bryce *1993 en Brittany *1994. 3. Brenda Beyerink *1975, trouwt met Dexter Smith. Zoon Anthony Beyerink *1995.
6. Boy Beyerink, geboren en overleden in 1928.
7. Clarence Beyerink, geboren en overleden in 1929.
John en Kate Beyerink-Hulsing hebben 7 kinderen. Hun 1e zoon Bernard John overlijdt ongehuwd in 1938, oud 23 jaar. Hun 6e kind Boy Beyerink wordt in 1928 levenloos geboren en hun jongste dochter Clarence Beyerink overlijdt in 1929, nog geen jaar oud. Hun 3e zoon John Lawrence krijgt, voor zover bekend geen nakomelingen. Hun overige 3 kinderen hebben wel nakomelingen; 9 kleinkinderen en een nog groter aantal achterkleinkinderen. Wordt vervolgd…
Onbekende foto…
Deze foto komt uit het archief van de familie Budde-Beijerink aan de Denekamperstraat in Ootmarsum.
Gelet op de leeftijd kunnen de ‘oudjes’ de opa en oma zijn van de 2 kinderen. Maar zijn ze dat ook?
Wie weet hun namen?
Artikelen in voorbereiding…
# Voorouders Schröder op Boomhuis in Lattrop.
# Voorouders Maria Aleida (Marie) Niehoff-Groeneveld (1866-1932) in Lattrop.
# Transcriptie koopcontract 1863 van ‘het Oortman’ later BrookBeand in Lattrop.
# Transcriptie verkoop in 1878 van het Pilhuis in de Rammelbeekmaten door de familie Nolte.
# De familiegeschiedenis van Maatman in Lattrop is voltooid. Publicatie volgt binnenkort.