Heemkunde Lattrop Breklenkamp

De Bergvennen, een natuurgebied langs de grens…

H .A. Meek

In het voorjaar van 1993 is het 25 jaar geleden dat ik de Bergvennen voor het eerst bezocht. Een soort jubileum zou je kunnen zeggen. Door samenloop van omstandigheden heb ik een speciale band ontwikkeld met dit natuurgebied, dat eigendom is van de Stichting Overijssels Landschap. Misschien komt dat wel doordat het aan de grens ligt, ver weg van alles.
Het is overigens opvallend hoeveel natuurgebieden in Twente zoal langs de grens met Duitsland liggen: Engbertdijksvennen, Manderveld, Paardenslenkte, Bergvennen, Denekamper Veld en Lutterzand. Een voor de hand liggende verklaring heeft te maken met het feit dat dorpen vrijwel nooit direct naast de grens liggen. Vanuit de dorpen is de ontginning begonnen. Dit heeft als een soort inktvlek vooral de heidevelden rondom de dorpen laten verdwijnen. Dat gebeurde in een periode, dat natuurgebieden als ‘woeste grond’ werden aangeduid. Zodoende kwamen de heidevelden langs de grens het laatst ‘aan bod’. Gelukkig konden nog wat gebieden gespaard worden. Denekampers zullen zich weten te herinneren dat tot in de jaren veertig zich een brede strook heide uitstrekte van Breklenkamp tot de Lutte. Een van de restanten hiervan wordt gevormd door de huidige Bergvennen. En daarmee ben ik weer bij één van mijn favoriete natuurterreinen.

Vanuit Borne op fiets naar de Bergvennen…

In 1968 vatten mijn broer en ik het plan op om naar de Bergvennen te fietsen. Vanuit Denekamp is dat niet zo ver, maar vanuit Borne, waar ik mijn jeugd heb doorgebracht, toch wel. Een ander probleem was dat wij geen goede kaarten van noordoost Twente hadden. We besloten langs het kanaal Almelo-Nordhorn te fietsen, dat toen 79 jaar bestond. Op 10 april zijn we ’s ochtends om 6 uur vertrokken. Prachtig was die tocht langs het kanaal met zijn natuur en zijn rust, overal geelgorzen en veel andere zangvogels. In vergelijking met nu valt op dat er vrijwel geen meerkoeten waren, maar wel veel waterhoentjes. De meeste indruk op deze tocht naar de oostgrens van Twente maakte het Voltherbroek een nat, ruig en ontoegankelijk gebied waar boven het weerlamke (de watersnip) zijn blatend geluid liet horen. Het kanaal was toen ook rijker aan watervogels dankzij de vele drijftillen. Hier hadden veel vogels nestgelegenheid, zoals de wintertaling en de dodaars, een klein soort fuut.
In de buurt van Denekamp zijn we linksaf gegaan. Hoe we de Bergvennen gevonden hebben, weet ik niet meer, maar.. we zijn er gekomen. Doordat het ook toen moeilijk toegankelijk was, hebben we alleen het zuidelijk ven, tegen de camping gelegen, goed gezien. In vergelijking met nu zat het vol dodaarzen, rietgorzen en eenden. Zelfs de weg terug hebben we gevonden en na een tocht van zo’n 60 km en acht uur waren we thuis.

Excursies…

In de jaren daarna bleef dit natuurgebied mij trekken, maar nu vanuit Almelo_ In 1972 hebben wij zelfs gekampeerd op de camping naast de Bergvennen. Op zich was dat toen een bijzondere ervaring, doordat er in de avondschemering altijd wel moeilijk te omschrijven geluiden uit de vennen kwamen. Bij de diverse bezoeken aan het vennengebied kwamen we een keer vanaf de Duitse grens. We waren op weg naar het ronde ven. Daar stond de opzichter, de heer Ten Hoopen, ons al op te wachten om ons vervolgens in het Duits vermanend toe te spreken! De aanwezigheid van een paartje kleine plevieren gaf het gesprek gelukkig al snel een andere wending. Deze strand(!)vogeltjes broedden in het vrijwel drooggevallen ronde ven. Het verhaal ging dat door Nordhorn water onttrokken werd aan de bodem. Hoewel dit gerucht ook nu nog bestaat, zijn er nooit bewijzen voor gevonden Er is ook geen gedegen onderzoek naar gedaan.
Deze eerste ontmoeting is nog door vele gezamenlijke excursies gevolgd.
Een daarvan zal me altijd bijblijven, omdat we tijdens die excursie voor het laatst een flink aantal broedende zwarte sterns hebben gezien in de vennen. Deze elegante moeraszwaluw kwam altijd veel voor in ons deel van de grensstreek: Bergvennen, Oortven en bij Haar-Jan. In de loop van de jaren zestig is het aantal echter flink teruggelopen, met nog een korte opleving in 1975. In juni 1975 hebben we de nesten geteld en kwamen we op vijftien stuks, meer dan nu in heel Twente.

Broedgebied voor vogels…

Als je ouder wordt wil je vaak wat meer ‘vastigheid’. lk heb daarom in het najaar van 1981 van het Overijssels Landschap een langdurige onderzoek vergunning gekregen. De vergunning geeft mij de mogelijkheid het gehele jaar door overal in het terrein vogelonderzoek te doen. Als tegenprestatie stel ik na afloop van elk kalenderjaar een verslag op, waarvan er inmiddels tien zijn verschenen.
In de loop der jaren is mij gebleken hoe belangrijk ook zo’n betrekkelijk klein natuurgebied voor vogels is. Zowel broedvogels als trekvogels vinden hier een welkom rustpunt. De meeste broedvogels in de Bergvennen worden aangetrokken door het water en zijn er min of meer van afhankelijk. Vooral van de wilde eenden en wintertalingen hebben hier verschillende paren gebroed. De kuifeend en de tafeleend hebben in Twente voor het eerst in de Bergvennen gebroed.
Voor andere soorten eenden geldt dat ze er zo nu en dan broeden, zoals de mooie slobeend. Een wonderlijke vogel is de bergeend, opvallend door zijn grootte en zijn bonte verenpak waarin wit overheerst. Zij broedt bij voorkeur in konijnenholen, waarvan er voldoende in de Bergvennen zijn. Toch heb ik ze nog nooit op broeden kunnen betrappen. Vermoedelijk broeden ze juist over de grens rond de vloeivelden van Nordhorn.
Als je in het voorjaar in de Bergvennen loopt en toch geen bergeenden ziet, hoef je niet te wanhopen. Heel stiekem en onverwachts komen ze tevoorschijn alsof ze er altijd al waren. Deze illegale grensoverschrijders kunnen niet worden tegengehouden. Het kleinere ronde ven heeft hun voorkeur en als daar twaalf bergeenden langs de kant staan, lijkt het ven overbevolkt. Er zijn wel meer vogels die in verhouding tot de Bergvennen te groot zijn. Zo heeft een groep van vijftien aalscholvers in april 1982 een nachtje doorgebracht in het zuidelijke ven. Bij het wegvliegen hadden deze zware vogels moeite op tijd omhoog te komen om zo de boomtoppen te mijden.

Grensoverschrijdende vogels…

IJshocky op de  Bergvennen in LattropVeel kleiner zijn de mezen en de goudhaantjes die vooral in de winter vanuit het Forst Bentheim via de grens de Bergvennen bezoeken. Het opgewekte geluid van een gemengde groep mezen maakt dat een winters naaldbos vol vogelleven lijkt. Ook andere bosvogels komen vanuit de Duitse grensbossen voedsel zoeken in de heide, de bosjes en langs de vennen. Wat te denken van Duitse zwarte spechten, die boomstobben van grove dennen onderzoeken op insecten. Hierbij kunnen ze deze stobben flink slopen. Menige Nederlandse zangvogel heeft een plotselinge dood gevonden in de klauwen van een Duitse havik. Foto boven: ijshockey op De Bergvennen in Lattrop 2015.
Omgekeerd zijn er ook Nederlandse roofvogels, die aan de andere kant voedsel zoeken. Voor hen gelden de grenspalen evenmin. Sinds kort kun je buiten het broedseizoen vanaf de Duitse kant de Bergvennen legaal betreden, zodat ook de inwoners van Nordhorn vanaf de Blumensiedlung een rondwandeling langs de vennetjes kunnen maken. ‘s Winters deden ze dat al vaker. Vooral op het ronde ven speelden tientallen Duitsers ijshockey.
Nederlandse schaatsers, die baantjes willen trekken, zijn daar niet steeds blij mee. Veel Denekamper kinderen hebben hier hun eerste slagen op het ijs geleerd. Mijn vrouw en ik proberen hier altijd conditie op te bouwen voor de grotere tochten in de Kop van Overijssel_ In de winter 1991/1992 was er zelfs een ‘koek en zopies’ tent langs het eilandven!

Het bokje…

Er is een vogelsoort die heel precies de ijsvorming volgt, maar niet om te schaatsen. Het bokje, een kleine snip, houdt van het pikken in de modder langs de vennen. Vijf tot tien exemplaren overwinteren langs de venoevers. Na twee nachten vorst verdwijnen ze en zoeken hun heil langs sloten in de omgeving_ Binnen enkele dagen na het invallen van de dooi keren ze terug. Dit ‘spelletje’ kan zich verschillende keren per winter herhalen. Een gemiddelde wandelaar zal het bokje overigens nooit ontdekken. Ze hebben een uitstekende schutkleur en vliegen pas op het allerlaatste moment uit hun dekking op.
Door mijn langdurige onderzoek in de Bergvennen is er veel meer bekend over het voorkomen van deze soort in Oost-Nederland. Daarbij heb ik ook een ongewoon record gevestigd op 5 oktober 1989. Op die dag zaten er 32 bokjes geconcentreerd in een stukje van 0,25 ha. Algemeen wordt in Noordwest-Europa een aantal van meer dan tien als ongewoon hoog ervaren!!

Rustplaats…

Veel vogels gebruiken de Bergvennen als rustplaats op hun trek in voor- en najaar. Vaak gaat het dan om vogels die hun jongen groot brengen in Scandinavië of Noordelijk Rusland. Zij moeten daarbij verschillende grenzen overvliegen. Voor hen zijn de grenzen natuurlijk geen probleem, tenzij het om een natuurlijke barrière gaat, zoals het Skagerrak of de Oostzee. Ook is de aanwezigheid van rustige natuurgebiedjes van groot belang. De trek is in het najaar het meest opvallend, deze begint dan al in juli. Vooral eind augustus/begin september worden de Bergvennen bevolkt door honderden zwaluwen, kwikstaarten en piepers.
Soms zijn er spectaculaire vogelsoorten, die in ons deel van het land maar weinig gehoord of gezien worden. Eén daarvan is de ijsgors, een contrastrijk getekende vogel, die ik heb leren kennen in de Noorse fjells in een omgeving van rotsblokken, ijs en weinig vegetatie. Zowel op 5 november 1981 als op 20 oktober 1987 vloog één exemplaar luid roepend over de vennen in zuidwestelijke richting. De eerste keer was dat een wonderlijke ervaring, omdat je er totaal niet op verdacht was hier een vogel uit een zo afwijkend gebied te horen.
In diezelfde periode van het najaar kun je met veel geluk een groep kraanvogels zien overtrekken. Een enkele keer willen ze nog wel landen in de Bergvennen, maar eigenlijk is het er te klein geworden. De roep van de kraanvogels is voor mij een van de mooiste geluiden in de natuur. De prachtige baltsroep van een andere voormalige grensbewoner, het korhoen, is hier helaas verloren gegaan.

Achteruitgang door verzuring…

In de loop van mijn onderzoek is met name na 1989 een duidelijke neergaande trend te bespeuren. De aantallen watervogels nemen geleidelijk, maar duidelijk at. Broedden er in 1989 nog twaalf paartjes meerkoeten, in 1992 waren dat er maar vijf. De dodaars, een alleraardigst klein watervogeltje, heeft tot 1990 steeds in de meeste vennen, met zo’n vijf paartjes gebroed. Maar in 1992 was niet eén exemplaar te zien!! Deze achteruitgang is het gevolg van de verzuring van de vennen, waardoor de hoeveelheid dierlijk leven in het water minder wordt. Voor de watervogels is dan onvoldoende voedsel aanwezig, zodat ze vertrekken of zelfs niet de moeite meer nemen in het voorjaar langs te komen. Deze zure regen is een vervuiling, die niet bij de grenzen ophoudt en op internationale schaal schade aanricht.

Kleinschalig gebied kwetsbaar…

De vegetatie in de Bergvennen is weliswaar niet het doel van mijn onderzoek geweest, maar het heeft wel mijn aandacht gehad. Onder andere het door velen verfoeide kappen van een groot deel van de bomen heeft tot doel op langere termijn de bijzondere plantengroei meer kansen te geven. Door het verwijderen van houtopstanden krijgt de wind meer vat op het water, zodat er aan de oostelijke zijde van de vennen een mooie zandige bodem ontstaat. Dergelijke vennen op arme zandgronden zijn vrijwel verdwenen in Nederland.
lk heb er bij de kraanvogels al op gewezen dat de Bergvennen eigenlijk te klein zijn geworden. Het zou heel mooi zijn als het een groter gebied zou kunnen worden. In de omgeving liggen nog restanten natuur, die vroeger als Lattropperveld een groter geheel vormden: de Vetpot, het Brekkelerveld en een gebied langs de Dennenweg. In de natuur geldt de regel het geheel is altijd meer dan de som van de delen. Een groter natuurgebied is minder kwetsbaar en kent een grotere variatie aan planten en dieren Een extra voordeel is dat het gebied wat meer opengesteld kan worden. Kleinschalige gebieden, zoals de Bergvennen in haar huidige grootte, verdragen in het broedseizoen geen regelmatig bezoek. Gelukkig is in de andere drie seizoenen voldoende gelegenheid om van prachtige natuur te genieten. Misschien spreekt een echte herfstdag nog wel het meeste aan: jagende wolken en een onstuimige wind, die gierend over de vennen veegt. Met een beetje fantasie kun je je dan in een eindeloos en verlaten landschap wanen?

De Bergvennen in  Lattrop

De  Bergvennen in Lattrop

Dit verhaal is met toestemming van de Stichting Heemkunde Denekamp overgenomen uit ‘Kuieren langs de grens’, uitgegeven in 1992.