Heemkunde Lattrop Breklenkamp

Deel 4

 
Uit de krant van toen (4)
 Bennie Busscher
   Man spoorloos verdwenen
    Het Vaderland 15 december1937
Eenige weken geleden verdween te Lattrop nabij Ootmarsum (gemeente Denekamp) een eenigszins zonderlinge man van wien men sindsdien niets meer heeft vernomen, en van wien men geen enkel spoor kan vinden, dat tot zijn aanhouding zou kunnen leiden. Wel moet hij er af en toe op gezinspeeld hebben dat hij naar Spanje zou vertrekken. Daar hij echter niet in het bezit was van te daartoe benoodigde grensdocumenten, hechtte men daar echter weinig waarde aan. Thans doet in zijn buurtschap het gerucht de ronde, dat hij voor Spanje geronseld zou zijn.
(Het zal vast Sinterklaas geweest zijn!)  
 Vrouw door wielrijder omvergereden
 Het nieuws van den dag 21 juli 1898
Te Tilligte, bij Ootmarsum, is een 70-jarige vrouw Zondagmorgen door een wielrijder zoodanig omvergereden, dat men voor het behoud van haar leven vreest. Van den wielrijder meldt men ons niets.
Smokkelgevaar
 ‘Het Volk' 1 november1916
Het betreft de 27-jarige ongehuwde landbouwer Hendrik Lansink geboren 7 december 1888 te Tilligte op huisnummer 43, ‘Kniep' voorheen ‘oude Boomhuis'. Hij is het 4ekind (van 8) en oudste zoon van Gerrit Jan (GetJaan) Lansink geboren 1855 in Reutum en Gezina Peters geboren 1853 op ‘Wönner' in Oud Ootmarsum.
Gerardus Johannes (Gerard) Niehoff1, bekend als ‘tuffelkönning', vertelt in november 1990 aan J. Blokhuis en H. Asma hierover het volgende.
Eens is bij de Dinkel in de Ottershagen Hendrik Lansink (Kniep) uit Tilligte doodgeschoten. Hij en zijn maat2 waren in de buurt van de Duitse grens bezig met een wastobbe vol smokkelwaar.De Dinkel had daar toen nogal wat bochten en op verschillende plaatsen langs de oever stonden wilgenbosjes, zodat de kuip steeds vast kwam te zitten. Daardoor waren beide mannen onophoudelijk in de weer met behulp van lange stokken de kuip drijvende teGerard Niehoff Volthe houden. Op een gegeven moment kregen enkele kommies-soldaten, die bij de ‘Hoogboer' (de boerderij is inmiddels afgebroken) met verrekijkers stonden te speuren, de beide mannen in het vizier. Ze hebben toen enkele waarschuwingsschoten gelost waarop de beide smokkelaars aan de haal gingen. Toen ze daarna gericht schoten is ‘Kniep-Hendrik' in zijn been getroffen. Zijn maat is ongedeerd de grens over gekomen. Op mensen aan de andere kant van de grens mochten ze niet schieten. Hendrik is na een poos opgehaald met een boerenwagen. Dat ging natuurlijk met horten en stoten over de slechte wegen van toen. Onderweg, dicht bij de boerderij van Busscher waar mijn vrouw Hanna vandaan kwam en waar hij voorlopig naar toe gebracht zou worden, is hij overleden tengevolge van het vele bloedverlies. Was er snel deskundige hulp geweest, dan had Lansink het hoogstwaarschijnlijk wel overleefd.
Toen na dit gebeuren de kommies die geschoten had werd bedreigd, greep de pastoor van Tilligte3 in en verkondigde dat de kommies alleen maar zijn plicht had gedaan. Trouwens de betreffende kommies-soldaat had helemaal niet de bedoeling de man dood te schieten, hij schoot immers op de benen. Wel is hij daarna overgeplaatst, ook al om eventuele wraakacties tegen hem te voorkomen.
Noten.
1 Gerard Niehoff is in 1902 geboren op het ‘Snieder-Berend' in Lattrop, zoon van Everardus Bernardus Niehoff (1872-1942) en Femia Maria Alberink geboren op 'Koohuis' in Lattrop (1871-1962). In 1916 was Gerard nog maar 14 jaar en hij zal het verhaal later gehoord hebben van zijn toekomstige vrouw Hanna Busscher die afkomstig was van het ‘Busschershuis' in Tilligte.
2 Onbekend.
3 R.W.J. Peters (5e pastoor)
 Jeneversmokkel
 Het nieuws van den dag 27 april1883
Op de Overijselsche grenzen zijn door W. Nüsmeijer en H. Schreuder, kommiezen te Lattrop, binnen eenige dagen 3 bekeuringen gedaan van eene aanzienlijke hoeveelheid Pruisische jenever, en wel op B. Huusken en G. Vox te Lattrop, en G. Ruel, te Breklenkamp.
 Smokkelzaak Gulink Breklenkamp
 Nieuwe Tilburgsche Courant 29 october 1921
Een smokkelzaakje nam voor de Strafkamer te Osnabruck een onverwacht einde. Het proces ging tegen den Hollander Gulink uit Breklenkamp, die beschuldigd was van veediefstal, verboden uitvoer en belastering van een douaneambtenaar. Op zekeren nacht in de maand Juni werden uit een weide op Duitsch gebied, in de nabijheid van de Hollandsche grens, twee koeien gestolen en naar Holland gedreven. De aangeklaagde heeft deze beide dieren in Holland verkocht. Hij heeft echter steeds beweerd, en herhaalde het nu voor de Strafkamer in Osnabruck, dat hij de dieren noch gestolen, noch over de grens gebracht had. De Duitsche douanebeambte Holzman had ze over de grens gedreven en naar zijn woning gebracht. Meermalen was Holzman, die in de nabijheid der grens woont, bij hem geweest en had hem verzocht, den verkoop der koeien, die hij hem zou toedrijven, op zich te willen nemen. Een Duitsche boer moest deze koeien wegens voedergebrek door de droogte verkoopen. Ook op den dag voor den diefstal was Holzman weer bij hem geweest en had hem medegedeeld, dat hij de koeien den volgenden nacht zou brengen. Dat is geschied. Daags daarna haalde Holzman den koopprijs op en Gulink kreeg £ 75 voor de moeite. De douanebeambte bestreed deze ongehoorde beschuldiging beslist. Weliswaar had hij den betreffenden dag daar aan de grens dienst gedaan, doch hij kon door getuigen bewijzen, dat hij niet bij Gulink geweest was. Van beide zijden waren een groot getal getuigen voor de Strafkamer gebracht. Nadat allen in verhoor geweest waren, besloot het gerecht, den getuige Holzman niet te beëedigen. Al de getuigenverklaringen ontwikkelden zich zoo ten gunste van Gulink en weerlegden de opgaven van den douaneambtenaar zoo beslist, dat de Strafkamer tot de overtuiging kwam, dat Gulink de waarheid had gezegd en het hem gelukt was, het waarheidsbewjjs tegenover Holzman te leveren. Tengevolge hiervan werd Gulink voor al het hem ten laste gelegde vrijgesproken. Voer den douaneambtenaar zal de zaak een onaangenaam naspel hebben.
 
Vrouw Arends betrapt inbreker
 Rotterdamsch nieuwsblad 18 maart 1914Geertruida Gezina Arends-Leliefeld (de Smid) Lattrop 1864-1936 Foto 1916
De vrouw van den kastelein Arends te Lattrop heelt zich gisternacht kranig gehouden. Een zekere G. te Oldenzaal had bij hen ingebroken en f 40 gestolen. G. vernielde eerst een ruit in een zijkamertje en wist daarna door het raam binnen te komen. In een kast in het kamertje wist hij f 25 machtig te worden. Van uit het kamertje ging hij naar de gelagkamer en stal daar een paar kopjes met geld. Inmiddels was de vrouw van Arends, die als een kranige vrouw bekend staat, wakker geworden. Zij ging naar de gelagkamer, zag G. en gaf hem een klap waardoor hij het bestuur over zijn onderstel verloor. G. wilde daarna door het raam naar buiten vluchten, maar werd door vrouw Arends bij de beenen gegrepen en stevig vast gehouden, totdat er hulp van haar man en zoon kwam opdagen. G. werden daarna de beenen en armen gebonden. Daarop werd de gemeenteveldwachter Weerkamp gewaarschuwd, die G. spoedig achter slot en grendel zette.
Naschrift: De kranige vrouw was Geertruida Gezina (Trui) Arends-Leliefeld geboren 5 mei 1864 op Hoamberg in Lattrop. Zij trouwt op 13 mei 1891 met de smid Antonius (Antoon) Arends en overlijdt op 27 september 1936.
 
Landbouwer K valt uit den boom
 Rotterdamsch nieuwsblad 2 maart 1894
Het ongeluk als familiekwaal. De landbouwer K. te Lattrop, die bezig was met snoeien, had het ongeluk uit den boom te vallen, waarbij hij een rib brak en twee andere gekneusd werden. Onlangs kwam zijn zuster in aanraking met eene dorschmachine en verloor daarbij het leven; zijn vader viel voor jaren van den zolder en moest zulks met den dood betalen; zijn moeder, die eenigszins ziekelijk was, werd dood op haar stoel gevonden; zijn broeder, die gepasseerd jaar bezig was kersen te plukken, viel uit den boom, hij greep zich echter aan een der takken, en werd gelukkig op zijn geroep gered. Deze heeft zich dan ook bepaaldelijk voorgenomen geen boom weder te snoeien of te vellen of ander gevaarlijk werk te verrichten.
  
Landbouwer L komt om onder boom
 Rotterdamsche courant 5 maart 1864
In de vorige week liet de landbouwer L. te Tilligte, te Denekamp, op zijn erve een eik hakken, met het doel om daaruit planken te laten zagen voor zijne doodkist, zoo als de boeren in deze streken dit hij hun leven gewoon zijn te doen. Toen de boom in zoo verre gereed was, dat hij moest worden neergehaald, bragt de knecht met een ladder het touw in den boom, terwijl de boer aan het touw stond. De knecht, boven op den ladder gekomen, bemerkte dat de boom begon te bewegen, sprong van den ladder en riep zijn boer toe, dat hij zich moest verwijderen. Doch te laat; de boer geraakte onder den vallenden boom, met het ongelukkig gevolg dat hij werd verpletterd, en niettegenstaande hij nog bewijs van leven gaf en er onmiddellijk geneeskundige hulp werd ingeroepen, na weinige uren den geest gaf.
Naschrift: Het betreft de ongehuwde 57-jarige Jan Leferink wonende te Tilligte 83. Dit moet in de omgeving van Gerwers of Beijerink zijn geweest. Hij is geboren op 19 december 1806 en overlijdt ten gevolge van dit ongeval op 25 februari 1864. Hij is een zoon van Jan Hendrik Leferink en Hendrika Schutte. De naam van de dienstknecht is onbekend.
Kwezels in actie
Het volksdagblad 17augustus 1938
Na de pastoor uit Heemskerk komt de pastoor uit Tilligte in Overijsel in actie tegen de badpakken. Hij eist in de Maasbode maatregelen tegen de „schaamteloze brutalen", die in badpak in de vrije natuur rondlopen. De „eerzame en godsdienstige bevolking" van Tilligte gevoelt zich „in haar diepste gevoelens gekrenkt". Dat is heel erg, doch het komt ons voor, dat die gevoelens niet erg „diep" kunnen zijn, wanneer zij zo gauw gekwetst worden. In werkelijkheid heeft dit hele kwezelachtige gedoe niets met eerzaamheid en godsdienstige gevoelens te maken. Het is de bekrompen bedilzucht en de neiging om anderen zijn opvattingen op te dringen, die hier spreekt. Wij begrijpen heel goed, dat er mensen zijn, die het dragen van een badpak onwelvoegelijk vinden. Dat is hun recht. Van de andere kant zijn er mensen, die de kledij van sommige dorpsbewoners in Overijsel, bijvoorbeeld de Staphorster kledij, evenmin kan bekoren. Om niet te spreken van de kledij van de geestelijken. Zij zouden op hun beurt ingezonden stukken kunnen schrijven en maatregelen eisen tegen dezulken, die in het warme weer tot aan de kin toe in zwarte wollen serge gehuld rondwandelen. Zij zouden zich op de volksgezondheid en de hygiëne kunnen beroepen en op nog veel meer. Doch is het niet veel beter om ieder vrij te laten om zich te kleden zoals hij of zij dat goedvinden? Ware eerzaamheid en diepe godsdienstige gevoelens zijn heus wel boven een badpak verheven.