Website: www.heemkunde-lattrop-breklenkamp.nl
Deze nieuwsbrief wordt u aangeboden door de redactie van de website………………………….
Op deze site vindt u o.a. de rubriek ‘Nieuws/mededelingen’ waarin actuele wijzigingen of aanvullingen worden vermeld. Met deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte brengen van nieuwe artikelen en, waar nodig, om uw medewerking vragen.
Hebt u geen interesse in deze mail dan kunt u zich hiervoor afmelden. Een bericht naar de redactie is voldoende: b.busscher@kpnplanet.nl of met het Contactformulier op de website.
Nieuws/mededelingen:
Geplaatst op de website:
# In de rubriek Nieuwsbrieven: Nieuwsbrief 2020-8
Familie Ruël van Schepsdorf naar Lattrop (slot)…
Boerderij Keujer in Lattrop waar Jan Ruël geboren is.
Familiefoto Ruël-Steunebrink Denekamp 25-jarig huwelijk 1955
Voorste rij vlnr:
1. Gezina Aleida Maria (Ine) Ruël * 14-10-1945
2. Jan Ruël * 04-09-1900 op Keujer Lattrop † 26-10-1989 op Knipper Boerschap Denekamp
3. Geertruida Maria (Truus) Ruël * 12-04-1941 † 27-06-1959
4. Aleida Josephina Steunebrink * 06-03-0904 Volthe
Achterste rij vlnr:
5. Hermanus Fransiscus (Herman) Ruël * 29-09-1938 † 02-02-1940 6. Maria (Marietje) Ruël * 18-12-1935 7. Bernardus Gerardus Joseph (Bennie) Ruël 02-03-1931 † 09-10-2001 8. Johannes Gerardus (Jan) Ruël * 05-10-1934 9. Gerardus Henricus (Gerard) Ruël * 08-06-1932 10. Fransiscus Jozef (Frans) * 23-02-1937 11. Hendrikus Cornelis (Henk) Ruël * 16-09-1943.
Familiefoto Ruël-Steunebrink Denekamp 50- jarig huwelijk 1980
1. Jan Ruël 79 jaar
2. Leis Steunebrink 76 jaar
Staand vlnr:
3. Frans Ruël 43 jaar
4. Jan Ruël 46 jaar
5. Ine Ruël 34 jaar
6. Marietje Ruël 44 jaar
7. Henk Ruël 26 jaar
8. Gerard Ruël 47 jaar
9. Bennie Ruël 49 jaar
10. Herman Ruël 40 jaar
Jan Molendijk en Jenne Brookman in Breklenkamp…
Oudst bekende foto van Breklenkamp ca. 1860.
Deze foto werd aangeleverd door Gerard Lutters in Denekamp. Hij vond deze foto in Brandligt bij familie van zijn grootmoeder Jenne Molendijk 1877-1951.
De man rechts is Jan Molendijk *08-09-1793. Zijn vrouw is Jenne Brookman *08-02-1795 op Brookman nu Molendijk in Breklenkamp. Het huwelijk wordt in Ootmarsum voltrokken op 16-05-1817.
Jan overlijdt op 6 juni 1863 oud 69 jaar en Jenne op 19 juli 1865 oud 70 jaar.
Autobiografie Past. C. Borggreve Tilligte (7)...
En zo stond ik daar, Pater Borggreve, O. Carm. Maar deze Borggreve was niet de eerste Borggreve die dit eiland betrad. In de vorige eeuw was er al een Borggreve die dit eiland binnenkwam en er bekend was. Het was Hendrik Borggreve met zijn vrouw Gerritchen Hendriks, getrouwd in d Protestantse Kerk in Hengelo(O), want zij waren protestant volgens de regel: ‘cuius regio, cuius religio’. Ze zetten hun eerste stap in Indonesië in 1891, en gingen werken op de suikerfabriek in Bandung. Maar hun zoon Albert Johannes Borggreve geboren in Bandung 1-7-1899, verhuisde later naar Probolinggo en zette daar de Borggreve stam voort met 5 kinderen; Cato Borggreve, Gerda, Ans, Kunna en Henky Borggreve.
Al deze kleinkinderen zijn groot gebracht in het internaat van de Zusters van Probolinggo, en daar weer katholiek geworden onder leiding van Pater Harmelink. Een der kinderen was ook Johannes Borggreve, op 7 Juli 1979 geboren, en zal zijn naam ook hier voortzetten. Het is zeker volgens de archieven, dat deze Indonesische stam Borggreve zijn oorsprong heeft in Tilligte op de burcht ‘Burcht-graaf’, daarna naar Emlichheim zijn verhuisd. Vandaar als onderwijzer naar Baflo (Groningen), en verder naar de stad Groningen. Vandaar naar Ezinge, een terp bij Groningen, en vandaar via Hengelo, waar ze getrouwd zijn, naar Indonesië. Ze droegen nog altijd het wapen van de Borggreve's stam met twee zwanen, want dat was vroeger een heilig dier en werd in Friesland en Groningen gefokt omdat de veren voor pennen werden gebruikt en de zwanen naar Engeland werden gestuurd voor grote feestmaaltijden. En tot nu toe zet deze stam Borggreve stam die naam voort in Soerabaja, Semarang, Sumatra, tot zelfs in Saudi Arabia bij Medina.
Het was een hele overgang van Holland naar Batavia in Indonesia, dat nu Jakarta heet. We kregen enkele dagen onderdak in een Missiehuis in Kramat. Wat een verandering; een tropisch warm klimaat. We gooiden onze winterkleren uit en gingen netjes in mooie witte togen lopen. Elke dag Je moest je gaan baden, wat ik nog nooit geleerd had in mijn leven. Hoe moet je dat doen? Voor de eerste keer van mijn leven elke dag, zo heb ik dat op Kramet geleerd.
Daar in Jakarta ontmoette ik ook Pastoor Konings O. Carm. En de beide andere Tilligter militairen Ribberink en Scholtenhave. Ook Mensink uit Denekamp op 17 Sept. 1948. Ik kwam het militair terrein binnen, groette hem, maar hij zei niets. Maar toen ik mij aan hem voorstelde met de woorden, dat hij familie van mij zou worden, toen stond hij versteld. Lachte van blijdschap, gaf mij de hand en we hebben heerlijke ogenblikken met elkaar gepraat. Na zijn terugkomst in Nederland is hij met mijn nicht Baalhuis (red.: Sien *1925 op olde Voskamp in Noord Deurningen, foto rechts) getrouwd en hebben een gelukkig gezin opgebouwd.
In Jakarta zijn we een week gebleven, wachtend op de boot die ons naar Surabaya zou brengen, een reis van twee dagen. Daar in de haven van Surabaya aangekomen, werden we afgehaald door Pater Denteneer, en we meerden even aan op de Koenboulevaard in Surabaya voor de kathedraal, en daarna reden we door naar Malang. Halverwege zagen we weer een stad met een Hollandse naam Alkmaar. Met enige verbazing zei ik ‘Zijn we nu weer in Holland?’. Het was de stad Purwosari die toen nog een hollandse naam had, waarschijnlijk omdat daar vroeger een Hollander uit Alkmaar gewoond heeft.
Op 2 uur rijden van Surabaya reden we Malang binnen. Het was er stil op de weg en in de stad. Er waren nog geen bussen, auto’s en motorfietsen, alleen maar enkele fietsen, dokkarren en wat driewielige fietsen, die hier betjaks worden genoemd, om personen te vervoeren. Op de pastorie van Kayutangan, de H. Hartkerk in het centrum van de stad, werden we hartelijk ontvangen door de pastoor Vissers, Viester, Arts, Noordermeer en Hoogenkamp.
En zo zetten Pater Harmelink en ik onze eerste stappen in de pastorie van de H. Hartkerk in Malang en zo begon ik mijn eerste taak in het Missiewerk in Indonesie.
Het was een heerlijk klimaat in Malang, niet te koud en niet te warm, een mooie overgang van het koude Nederland naar het tropische Indonesia. De volgende dag ging ik met Past. Vissers rondfietsen, om mij te oriënteren en om mijn pastoraal gebied te bekijken. We bezochten ook de Bisschop, Mgr. A.J. Albers, om ons voor te stellen als nieuwe missionarissen. En nu, na een paar dagen, gingen ik en Pater Harmelink van elkaar scheiden; Harmelink als pastoor in Probolinggo, 100 km. van Malang, waar hij ongeveer 10 jaar heeft gezwoegd en de Borggreve’s weer katholiek heeft gemaakt. En ik als pastoor in de parochie Kayutangan de H. Hartkerk, samen met Pastoor Vissers. Bijna drie jaar lang als springplank naar de parochie Curahjati op de uithoek van Blambangan op Oost-Java, de laatste desa in de rimboe. Mijn pastorale taak in de parochie Kayutangan was Godsdienstles geven op de lagere school van de Zusters Ursulinen, op de HBS van de fraters op Celaket, allemaal nog in de Nederlandse taal. Daarna ook nog op de lagere school op Halmahera bij de Zusters van O. Lieve Vrouw.
Zo ben ik daar bijna drie jaar kapelaan geweest en elke morgen druk met het lezen van de H. Mis bij de fraters, zusters, ziekenhuis Sawahan, en het verzorgen van de kindermissen. Ook druk met dopen, preken en begrafenisplechtigheden, huisbezoek enz… Het was een uitgestrekte parochie waaronder viel: Celaket, Lowokwaru, Blimbing, Rampal en Rampal Bunul. De kerk in Blimbing was er al (foto links), maar fungeerde tijdelijk als houtbergplaats vanwege de oorlogs- en bezettingstijd. Dit was mijn werk, om in te werken in bet parochiewerk, maar ook een prettige tijd.
Alles ging per fiets, dag in dag uit. Zo kon ik elke dag gebruik maken van de fiets die een geschenk was van mijn familie bij mijn priesterwijding. Maar op zekere dag fietste ik naar de kapel van het R.K. Ziekenhuis Sawahan om er de H. Mis te lezen bij de Zusters. En plotseling werd ik overvallen door twee jongemannen met een revolver in de hand. Ze wilden me de fiets afpakken en, omdat ik dacht dat het een echte revolver was, heb ik mijn fiets afgegeven, en ze liepen er mee weg. Ik liep gewoon door naar de kapel van de Zusters om er de H. Mis te lezen. Naderhand zijn de dieven toch gepakt door de polisi, maar de fiets was al verdwenen en de revolver was een valse revolver. Om mijn pastoraal werk te kunnen voortzetten, kreeg ik een andere fiets ter beschikking van de pastorie. Ja… het was inderdaad nog wel onveilig na de oorlog in Indonesië. Soms werden er door ontsnapte gevangenen moorden gepleegd in de stadsdelen. Wordt vervolgd…
Jeugdherinneringen H Pikkemaat Klein Agelo 1977 (2)…
Voor onze knecht Jan Bossink bij ons kwam hadden we 2 knechten, Graads en Jenske Arends...
Voor vervolg van deze tekst zie vorige nieuwsbrief.
Ondanks een intensieve zoektocht heeft de redactie niet kunnen vaststellen wie deze heren Arends zijn.
Hebt u informatie hierover? Meld het ons!
Jeugdherinneringen H Pikkemaat Klein Agelo 1977 (3)…
In 1903 moest ik op 1 april naar school. Die school stond in Tilligte op dezelfde plaats waar ze nu ook nog staat. Er waren twee meesters, Bank de bovenmeester, en Weustink de ondermeester, die les gaven in twee lokalen. Mijn zus Marie en broer Johan zaten bij de bovenmeester en ik zat in het andere lokaal. Ik had ontzag voor de meester, dus lette ik goed op. Het leren-lezen ging nog volgens de spelmethode. Stond er een woord als ‘tak’ op het bord dan spelde de meester ons voor “tee - aa - kaa – tak”. Wij spelden precies zo na. Met een woord als stok ging het ook zo: “es - tee - oo - ka -stok”. Samen werd dat opgedreund, terwijl de meester de woorden aanwees. Men zegt dat het met zo'n methode moeilijk is te leren lezen; toch weet ik dat ik na 2 of drie maanden lezen kon.
De meester had een lesje op het bord geschreven. We mochten er een poos naar kijken en toen zei hij, dat, wie het de volgende morgen het beste oplezen kon, een mooi boek kreeg. Hoe ik het gelezen heb, weet ik niet, maar ik kreeg het boek. Toen de school uit was, rende ik vol geluk naar Marie en Johan om mijn prijs te laten zien. Met een dreun was mijn geluk weg. Vol minachting zeiden ze, dat het een oud boekje was, dat de meester voor niets gekregen had bij het huwelijk van koningin Wilhelmina, om het aan de schoolkinderen uit te delen. Treurig ben ik achter hen aangesukkeld op de lange schoolweg van Tilligte naar ons huis. In de middagpauze konden we niet naar huis om te eten, de afstand was te groot. We bleven over bij oom Jan, de enige broer van vader. Ik herinner hem mij als een lange magere man met een ernstig gezicht. Hij was op de boerderij ‘Enktman’ blijven wonen, terwijl vader ingetrouwd was op het ‘Broekhuis’. 's Morgens namen we boterhammen mee voor 's middags, die we dan aan een apart tafeltje opaten met een kom melk. Soms moesten we mee aanzitten aan de lange tafel met de ‘groten’, oom Jan, twee nichtjes met twee knechten en twee meiden. Tante Maria was al enige jaren overleden. De tafel was opgeslagen tegen de wand, werd neergelaten en steunde aan muur op de hengsels en het neergelaten einde op een paar poten, die vast aan de tafel zaten, maar konden draaien in een paar hengsels. Was het eten afgelopen, dan werd de tafel geschuurd en daarna weer opgeslagen tegen de wand.
Bij Enktman hadden ze een ‘los hoes’, dat wil zeggen, er was geen afscheiding tussen het woongedeelte en de koe- en paardestallen. De varkens waren in een apart gebouw ondergebracht, zo'n 8 tot 10 meter van het huis. Dit vanwege het gekrijs en de odeur. Ons huis, het Broekhuis, was net zo ingericht, alleen had Enktman nog een bovenkamer. Deze benaming heeft niets met boven te maken, maar betekent gewoon ‘voor’, dus voorkamer, een kamer voor aan het huis, door een deur gescheiden van het woongedeelte. Meestal was deze voorkamer ook de mooie kamer, die speciaal voor visites of deftig bezoek in gebruik was.
Lang heeft mijn dagelijkse gang naar de school in Tilligte niet geduurd. Van gemeentewege werd besloten, dat wij naar de school in Agelo moesten. De weg naar die school was een echte modderweg, die in de winter vooral voor kinderen onbegaanbaar was. Vader hield ons thuis en kreeg telkens aanmaningen van schoolverzuim der kinderen. De straffen zouden steeds zwaarder worden en zelfs de veldwachter van Denekamp kwam vertellen, dat vader wel voor het gerecht in Almelo zou moeten verschijnen. De buren capituleerden en hun kinderen gingen naar de Agelose school. Wij bleven nog thuis en vader moest naar Almelo. Daar zal hij voor het kantongerecht wel verteld hebben, hoe slecht de schoolweg was en dat hij terwille van de kinderen nooit zou toegeven. Weer bleven we enige weken thuis en na een half jaar volhouden kreeg vader zijn zin en konden we naar Oud Ootmarsum ter schole gaan. Regelmatig kwam ik met 1 april een klas hoger en al die jaren gingen, wat de school betreft, ongemerkt jaren voorbij.
Eén les herinner ik me nog, of liever van de les herinner ik me niets. Ik had zitten dromen over de hemel en de wolken, die ik door het raam zo mooi kon zien. We hadden rekenles en de meester Ter Heersche riep plotseling hard “Herman" en ik moest achter het telraam een som maken met die balletjes, die hij had voorgedaan en waarvan ik niets had gezien of gehoord. Ik stond daar maar achter het telraam en deed niets. De meester, woedend dat een anders toch wel goede leerling zijn uitlegging niet begrepen had, haalde uit en ik kreeg een pats om de oren. Hij zou het nog een keer uitleggen en dan moest ik weer terugkomen bij het telraam. Ik hoef niet te vertellen, dat ik goed luisterde en even later de som feilloos maakte. Dit is het enige intermezzo van dien aard. In de zesde klas zat ik naast Bernard Steinmeijer. Er was een heilige wedijver tussen ons beiden, wie het werk het eerste en beste maakte. Hij was zeker niet de mindere en was er eens iets moeilijk dan losten we dat samen op. Voor ons zaten Hendrik Velers en Jan Beld. Deze waren iets minder vlug en als ze zagen dat wij klaar waren, keerden ze zich om en moesten we hun iets voorzeggen. Vooral Jan Beld kon moeilijk fluisteren en spoedig klonk man meesters lessenaar: "Op de straflijst wordt aangetekend”! Dadelijk kromden zich onze ruggen weer vlijtig over de leien om even later ons gesprek te hervatten. De meester, tevens hoofd der school, heette De Greef. Hij leerde ons niet veel, maar wat hij leerde, zat er bij ons vast in, Later heb ik dat zeer leren waarderen. Eén ding vond ik prachtig in de zesde klas. Er was een bibliotheekje. Elke zaterdagmorgen mochten we een boek mee naar huis nemen en dat een week thuis houden. Nog herinner ik me titels van de boeken; ‘De drie kwajongens’, ‘Jan van de bakker’, ‘Jan van de veldwachter’ en ‘Jan van de bovenmeester’. Van dezelfde schrijver Stamperius was er ook ‘De ondergang van Reimerswaal’ en ‘De meester van het Sashuis’. Thuis hadden we een geïllustreerde geschiedenis van het Oude en Nieuwe Testament. Hoe vaak ik die wel doorgelezen? In elk geval zo vaak, dat ik de inhoud inclusief de plaatjes goed in het geheugen geprent had. Ook hadden we ‘Genoveva van Brabant’ en oude Katholieke Illustraties die zus Marie van de Poolboer geleend had. Letterlijk stuk gelezen werden de boeken bij ons, niet alleen door mij, maar ook door moeder en de andere kinderen.
Wordt vervolgd…
Jongkind, familie rond een kunstschilder…
Op 3 juni 1819 wordt Joan Barthold Jongkind geboren in Lattrop. Dat weet toch iedereen? Maar staat daar niet een typefoutje, het is toch Johan?
Rond 1900 was de onduidelijkheid compleet. Hoe heet nu de geboorteplaats precies? Rochussen heeft het over Satterop in zijn artikel over Johan Barthold Jongkind in het blad Eigen Haard, 1891 nummer 12. In de geboorte advertentie van Joan Barthold staat Lasdorp. En in allerlei formele publicaties, zelfs in de Staatscourant, staat Latdorp. Een deel van de verwarring is mogelijk ontstaan bij het vervaardigen van de Nieuwe Generaale Kaart der Bataafsche Republiek. Op die kaart staat ‘Latdorp’. In het bijbehorend Aardrijkskundig Handboek staat de correctie: Latterop, in de Kaarten Latdorp, Buurt te Oosten van Ootmarsum. Maar als je de kaart hebt, en niet het boek dan is het foutje snel gemaakt. Ook in een Koninklijk Besluit.
Maar goed, tegenwoordig weten we dat het Lattrop is. Dat staat overigens ook in zijn geboorteakte, zo ook zijn voornaam Joan Barthold. Hij blijkt vernoemd naar een collega van zijn vader, Joan Barthold Besier. Deze is, samen met zijn vrouw Hendrika Smelt, getuige bij de doop op 20 juni 1819 in de hervormde kerk te Ootmarsum. Vanwaar de kennelijk bijzondere band tussen de families is tot op heden onbekend. Overigens wordt Joan al snel in de praktijk als Johan geschreven en zo vinden we hem overal terug.
Er is verder weinig bekend over het verblijf van de familie Jongkind in Twente. Als ze Nijmegen verlaten worden ze in het lidmatenregister van de hervormde kerk aldaar uitgeschreven als vertrekkend naar Ootmarsum. Maar in juli 1821 wordt de familie Jongkind ingeschreven in Vlaardingen als komende uit Almelo; en het is in Almelo Ambt waar op 12 mei 1820 grootmoeder Johanna Elisabeth Kroon overlijdt. Het enige duidelijke is de geboorteplaats van Johan Barthold in het woonhuis/douanekantoor aan de Frensdorferweg in Lattrop.
Over de jeugd van Johan Barthold Jongkind was weinig of niets bekend. Er gaat alom het verhaal dat hij van zijn vader zo nodig notaris moest worden en dat hij in 1837 naar Den Haag vertrok om bij Schelfhout in de leer te gaan. Maar dat laatste is niet in overeenstemming met andere verhalen dat hij in die periode in Maassluis woonde. Het bleek een wirwar van tegenstrijdigheden en uit pure nieuwsgierigheid ben ik eens gaan spitten in digitale archieven. Dat laatste moet worden benadrukt, je hebt alleen iets aan een archief als je weet wat er in zit, je moet er snel in kunnen zoeken. Met de toch min of meer recente ontsluiting en digitalisering van archieven bleek het mogelijk stapje voor stapje steeds meer informatie te vinden over de familie en de omstandigheden waarin zij leefden. Dit leverde complete verassingen op. Zo wist de familie Jongkind (de nazaten van broer Willem) niet beter of ze kwamen uit Middelburg; het bleek Zwijndrecht. Het bewijs dat ook Johan in Gouda woonde in de periode 1834-1836, en niet elders, kwam uit een zeer onverwachte hoek. Ik kwam toevallig in gesprek met een conservator van het Rijksmuseum die nog een paar brieven wist te liggen in het Rijksprentenkabinet, ‘misschien heb je er wat aan’. Dat had ik zeker. Johans latere schoonzuster, Jeannet Gramberg, schrijft in haar brief van 17 oktober 1893 gericht aan Pieter Haverkorn van Rijsewijk: ‘later heeft hij in Gouda gewoond daar de oude heer was overgeplaatst’. Hiermee was de geografische volgorde in het verhaal duidelijk en bewezen: Lattrop, Vlaardingen, Gouda, Maassluis, Den Haag. Johan zat in Gouda volgens een oude bron (Louis-Adolphe Poitout, circa 1906) nog steeds op school, en er bleek niets te vinden over een notarisstudie in Vlaardingen. Na het overlijden van zijn vader in 1836 in Gouda gaat Johan samen met zijn moeder begin 1837 naar Maassluis en kort daarna naar Schelfhout in Den Haag. Daar blijft hij maar kort en komt terug naar Maassluis. Het is in Maassluis dat hij als klerk bij notaris Reeser gaat werken tot hij begin 1843 definitief naar Den Haag vertrekt, weer voor studie bij Schelfhout en nu ook aan de 's-Gravenhaagsche Teekenacademie voor de cursus naaktmodel tekenen.
Het is niet aannemelijk dat je zomaar naar Den Haag gaat om bij Schelfhout aan te kloppen met de mededeling dat je kunstschilder wil worden. Tijdens de zoektocht kwamen er namen boven drijven van personen die waarschijnlijk zijn eerste leermeesters zijn geweest, Pieter Kikkert in Vlaardingen en Anthonie Jacobus van Wijngaerdt in Gouda. Johan had al het nodige in zijn mars toen hij aanklopte.
Voor mij werd de studie steeds interessanter omdat het een beeld gaf van de Nederlandse maatschappij in de 19e eeuw en hoe een familie daarin functioneerde. Het werd een verhaal van uitersten. Aan de ene kant het Koninklijk Huis met paleis Het Loo waar Johan in 1846 verblijft, aan de andere kant de trieste Trouwsteeg in Rotterdam waar zijn nichtje Mina Smeltzer terecht komt rond 1882.
Een studie als deze is nooit af, er blijft nieuwe informatie opborrelen. Maar je moet er eens een klap op geven en daarom heb ik het per 30-07-2020 aan belangstellenden rondgestuurd. Heemkunde Lattrop-Breklenkamp heeft de primeur van publicatie op haar website. Het kan niet passender, tenslotte heeft Joan Barthold Jongkind in Lattrop het levenslicht gezien. Er staan in een studie als deze mogelijk vergissingen en nieuwe informatie in de toekomst kan een reden zijn voor herzieningen. Mocht iemand aanvullende informatie of commentaar hebben dan hoor ik dat graag.
Henk van Ketel Maassluis
Redactie:
Deze beschrijving van de familie Jongkind, en met name Johan Barthold de kunstschilder, bestaat uit 123 bladzijden. U kunt het hele artikel lezen op de website in de rubriek ‘Documenten’.
Bewoners Roelofs in Lattrop (4)…
Foto links: Gerardus Bernardus (Gerard) Groeneveld en gesina Aleida (Leida) Roelofs op Roelofs of Roolsboer in Lattrop, 40 jaar getrouwd 1973.
Het 1e boerderijtje wordt gebouwd in ongeveer 1625. Mogelijk heeft Harmen Roelofs van de Marke Lattrop hier een stuk land gekocht. Hierover zijn geen documenten beschikbaar. Waar Harmen vandaan komt vertelt de historie evenmin. Het kan ook een aangenomen naam zijn.
De erfopvolging vindt overwegend plaats in mannelijke lijn. Wel is zeker dat de huidige bewoners een biologische band hebben met deze Harmen Roelofs. Met andere woorden: bij elke nieuwe generatie is de vader of moeder van Roelofs. Als Stijntjen in 1693 erfopvolgster wordt heeft zij 2 oudere zusters die uit huis trouwen. Ook de eerstgeboren zoon Berent, hoewel hij de oudste rechten heeft, verlaat de ouderlijke boerderij en vestigt zich bij Neuenhaus. In 1768 wordt Gesina Roelofs erfopvolgster omdat zij dan het oudst levende kind is. Het merendeel van haar broers en zusters zijn dan al overleden. Als in 1903 Jens Roelofs trouwt met Aleida Wiefferink en het echtpaar kinderloos blijft komt Leida Roelofs, een nichtje, vanaf Snieresboer in Breklenkamp als erfopvolgster naar Roolsboer.
Wordt vervolgd…
Uit het Overijsselsch dagblad van 31 mei 1934…
Bewoners Leemhuis in Noord Deurningen (3)…
Jannes Damhuis x 1860 Anna Aleida Bulten…
1 Jannes Damhuis wordt erfopvolger en is geboren op 07-11-1816. Hij trouwt op 14-05-1860 in Denekamp met Anna Aleida Bulten geb. 19-04-1836 op Veldkaptein, nu Fox aan de Rammelbeekweg in Lattrop.
Uit dit huwelijk drie kinderen:
1 Maria Damhuis geb. 08-11-1861. Zij trouwt in 1882 met Johannes Bernardus Wargers geb. 14-09-1854 op Visschers bij Dinkeloord in Beuningen. In verband met de erfopvolging op Leemhuis hierover straks meer.
2 Jan Gerrit Damhuis geb. 30-07-1863, trouwt in 1893 met Margaretha Elisabeth Splinters geb. ca. 1852 in Brandlecht-Pruissen. Eerst is hij nog landbouwer op Leemhuis maar hij overlijdt in 1948 in Weerselo.
3 Gerardus Damhuis geb. 24-09-1865 en overleden 11-10-1865 oud 17 dagen.
Ook hier weer overlijdt de moeder op jonge leeftijd, op 01-10-1865 oud slechts 29 jaren.
Jannes Damhuis x 1866 2e Janna Alink…
Na het overlijden van zijn vrouw in 1865 hertrouwt Jannes Damhuis een jaar later op 15-10-1866 met de 39-jarige Janna Alink uit Weerselo. Hij is dan 50 jaar. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Jannes overlijdt op 20-03-1873 oud 56 jaar en Janna op 28-12-1873 oud 46 jaar.
Geen van de drie kinderen uit het 1e huwelijk wordt erfopvolger.
Maria Damhuis, die in 1882 trouwt naar Visschers-Bets in Beuningen, wordt eigenaresse van het Leemhuis. Omdat nog geen van haar kinderen oud genoeg is om erfopvolger te worden, wordt het boerderijtje vanaf 1874 verhuurd aan de familie Siebels.
Hermannus Siebels x 1874 Hendrika Bulters…
Hermannus Siebels is geboren op 29-04-1840 in Enter bij Wierden. Hij trouwt op 21-05-1874 met Hendrika Bulters geb. op 03-09-1854 in Rossum(O). Uit dit huwelijk twee kinderen:
1 Martinus Siebels *02-03-1875, trouwt op 26-01-1905 met Catharina Albertine Hintzen *1884 in Mönchengladbach (D). Op 12-10-1903 heeft M. Siebels een Benz geregistreerd onder nr 210.
In 1903/1905 was klompenmaker Martinus Siebels eigenaar van een auto en verkeerde daarmee in goed gezelschap zoals Stork Dikkers en Jannink. Hij woonde in Noord Deurningen en de auto stond geregistreerd in Denekamp; Vermoedelijk als fietsenmaker motorfietsen en autogarage. Als taxichauffeur ging hij regelmatig naar Amsterdam; als fietsenmaker had hij niets met motoren; stoomfietsen noemde hij ze.
2 Bernardus Siebels *07-01-1877 trouwt op 16-04-1902 met Maria de Greef *31-08-1878 in Den Helder. Na haar overlijden op 10-11-1908 in Arnhem hertrouwt hij op 10-11-1909 met Leida Apollonia Derksen *18-04-1886 in Huissen(Gld). Bernardus en Leida overlijden beiden in 1968 in Eindhoven. Bernardus werd 91 jaar en zijn vrouw 82 jaar.
Bernardus wordt op 04 februari 1903 uitgeschreven uit de burgerlijke stand van Denekamp (= Nrd Deurningen) en vertrekt naar Arnhem = Hotelier van Hotel des Indes Arnhem.
Klompenmaker/Hotelhouder/koffiehuishouder in Arnhem.
B. Siebels wordt toeziend voogd van H.B. ter Brake, 20-01-1916 (Rechtbank Almelo)
Hendrika Bulters overlijdt op 26-09-1878 oud slechts 24 jaar en Hermannus hertrouwt op 20-2-1879 met Geziena Olde Meierink *14-01-1841 in Beuningen(O). Uit dit huwelijk ook twee kinderen:
3 [half] Maria Hendrika Siebels *08-12-1879, trouwt op 06-10-1905 met Bernardus Joseph (Bernard) ter Brake *16-03-1878 op de Haarboer Klein Agelo 26. Dit boerderijtje achter Engbers/Schriewet staat er nog in oorspronkelijks staat. Bernard trekt bij Maria in op het Leemhuis waar hun eerste twee kinderen worden geboren:
1 Alphonsus Gerhardus (Gerard) ter Brake *02-08-1906. Hij is verloofd met Johanna Maria (Hanna) Warmes *30-12-1907 in Breklenkamp. Maar voor het tot een huwelijk komt overlijdt Gerard op 23-05-1946 op Veldlukens in Tilligte, een pachtboerderijtje van Enkman. Hanna trouwt twee jaar later in 1948 met Gerhardus Johannes (Gait) Groote Punt geboren op Ewwink in Beuningen. Hanna overlijdt hier in 1949 oud 41 jaar.
2 Hermanus Albertinus (Herman) ter Brake *22-04-1908, trouwt met Hendrika Maria Goossink *20-12-1911 op Lutke Veldman in Breklenkamp en wonend op Konijnenboer in de Zak in Noord Deurningen. Hendrika overlijdt op 17-02-2006 op het voormalige Blokhuis bij het Klooster in Noord Deurningen.
4 [half] Antonius Siebels *21-02-1882 en †17-01-1885.
Op 10 Mei 1920, 5 jaar na het overlijden van zijn 2e vrouw oud 80 jaar verlaat Hermannus Siebels het Leemhuis en wordt uitgeschreven uit de Burgerlijke Stand van Denekamp. Hij woont tot 1920 in Noord Deurningen en vertrekt 8/10 mei van dat jaar naar Nordhorn. Op 8 Mei 1922 is hij terug uit Nordhorn en vestigt zich in Denekamp. Het is niet bekend waar hij daar heeft gewoond. Geziena olde Meierink overlijdt op 15-10-1915 oud 74 jaar en Hermannus op 04-06-1930 in Huissen(Gld).
In hetzelfde jaar wordt Hermannus Johannes Wargers geb. 12-01-1895 op Visschers in Beuningen erfopvolger. Hij is een zoon van Maria Damhuis en Johannes Bernardus Wargers eerder genoemd. Hij blijft echter ongehuwd en overlijdt hier op 21-05-1948 oud 53 jaar.
Albertus Wargers, zoon van Johannes Bernardus Wargers en Maria Damhuis op Visschers-Bets wordt nu erfopvolger op Leemhuis. Hij is geboren op 09-09-1885 en trouwt op 17-06-1930 in Losser met Johanna Aleida Steinmeijer, geb. 22-09-1903 in De Lutte. Uit dit huwelijk zeven kinderen.
Waarvan Gerardus Wargers geb. 02-04-1933 erfopvolger wordt en in 1963 trouwt met Siny Muntel geb. ca. 1933 op Leeferink aan de Braakweg in Lattrop.
Uit dit huwelijk Mathilde en Clemens.
Clemens Wargers wordt erfopvolger en trouwt in 2006 met Chantal Ankone. Kinderen: Maud, Jesse en Sven.
Markenvergadering op het erve Bonke in Lattrop 9 sept. 1843 des namiddags ten 3 uren…
Markenrigter Jhr. Mr W.G. Hovij, Agent van het Domein.
Present, de eigenaren van de navolgende gewaarde erven, als van het erve Bonke, Beernink, Wigger, Leferink, Reerink, Stokke, Bossink, en de half gewaarden oude Gosink, Nieuwe Gosink, Tijscholte, Hofstede, Dasselaar, Scholte Lubberink te zamen een getal van zeven volle en zes halve wharen, Zijnde er geen meerdere of andere wharen in de markte aanwezig.
De Markenrigter opent de vergadering en leest voor, de brieven van oproeping, houdende.
De agent van het Domein in de provincie Overijssel, fungerend Markenrigter van de marke Lattrop, roept mits deze op, de goedsheren en eigen geërfden dier marke, om op Zaterdag den 9 September aanstaande des middags ten twee uren te vergaderen op het Erve Bonke aldaar, ten einde te handelen als volgt:
1e enz (post alia)
2e Aanwijzing voor eenige perceelen moeras en lage gronden, welke niet in de verdeeling kunnen worden begrepen, om publiek en onder hoogere goedkeuring te verkoopen.
3e Voorts al het geen er verder zal worden voorgebragt.
Zwolle den 2 September 1843.
De Markenrigter
/: Geteekend./ W. G. Hovij
Hierna gaat de vergadering over tot handeling van het eerste punt in den convocatie brief vervat enz…
/post alia/
Wordt vervolgens in de liberatie gebragt het tweede punt in den convocatie brief vervat, en geeft de markenrigter daarbij te kennen, dat gelijk genoegzaam bekend is, in de Marke hier en daar lage waterpoelen en lage moerassige gronden gevonden worden welke niet dan met aanmerkelijke kosten worden ontgonnen en verbeterd; dat deze perceelen niet wel in de verdeeling bij loting kunnen worden begrepen, aangezien, zoo dezelve aan deelgeregtigden van gering vermogen mogten toevallen, deze niet in staat zijn, om daarvan eenig nut te trekken, en daaruit de noodige mest en brandstof voor hun gebruik te kunnen halen, geheel en al bedorven /ongelukkig/ zouden zijn, weshalve naar zijn oordeel en dat der Commissie ter beoordeling, deze perceelen ten beste der marke en ter verligting der onkosten, die op de verdeeling vallen, publiek aan de meestbiedende behoorden te worden verkocht.
Is na deliberatie goedgevonden des commissie tot verdeeling:- bestaande uit Geert Lübbers op Stokke, Jan Bosman en Gerrit Hofste, alle landbouwers wonende in de buurschap Lattrop, gemeente Denekamp bij dübbele dezes op zegel geschreven te magtigen.
I: Om publiek aan de meestbiedende te verkoopen de navolgende gronden, aan de marke Lattrop, toebehorende, als:
a Een perceel genaamd het Rietschot groot 2 bünders 29 roeden 80 ellen, uitmakende een gedeelte van het kadastrale perceel Sectie E No 269, begrensd ten noorden en oosten door het overige van eerstgenoemde perceel Sectie E No 269, ten zuiden door den weg naar Noordhoorn en ten westen door den weg naar Nienhuis of zoogenaamde
Commiesendijk.
b Een perceel genaamd het Krakenveen, groot 8 bünders 79 roeden 10 ellen, uitmakende een gedeelte van het kadastrale perceel Sectie E No 270, en begrensd ten noorden door een nieuwe weg en overigens door het overige van het kadastrale perceel Sectie E No 270 hiervoren genoemd.
c Een perceel genaamd den Blaasbalg, groot 3 bünders 74 roeden 70 ellen, uitmakende een gedeelte van het kadastrale perceel Sectie E No 266 en 267, en begrensd ten noorden en oosten door nieuwe wegen, ten zuiden en westen door het overige van de voren genoemde kadastrale perceelen.-
d Een perceel genaamd het Bloemenveen, groot 2 bünders 5 roeden 60 ellen, begrensd ten noorden en oosten door de kadastrale perceelen Sectie E No 265 en 266, en overigens door het perceel Sectie E No 266; maken de het vorengenoemde Bloemenveen, een gedeelte uit, van de kadastrale perceelen Sectie E No 265 en 266, hiervoren genoemd.-
Wordt vervolgd...