Familieproblemen langs de Duitse grens in Breklenkamp
Dit artikel is onverkort overgenomen uit ‘Panorama’
37e Jaargang no. 40 van 6 October 1950.
Bewerkt door Bennie Busscher
(Eerder gepubliceerd in 't Onderschoer van heemkunde Denekamp nr. 1 voorjaar 2015)
‘Een groot aantal boeren koopt langs onze oostgrens grond die aan Duitsers is ontnomen.
Zij doen het echter met gemengde gevoelens’.
Op de Conferentie van Parijs besloten de geallieerden, dat Duitsers alleen grond binnen hun rijksgebied mochten bezitten. Bijna geheel Nederland beschouwde dit besluit als een zaak van recht en billijkheid. De grond, die Duitsers in het buitenland hadden, kwam automatisch te vervallen aan de staat, binnen welker grenzen die gebieden waren gelegen. Een klein beetje van de ons aangedane materiële ellende zouden zij dus zelf kunnen goedmaken, zij het noodgedwongen.
Onnodig te zeggen, dat van betaling geen sprake was. De Duitsers hadden het immers verdiend! Allerlei primitieve wraakgevoelens –wij erkennen: volkomen begrijpelijk- lieten zich gelden. Slechts weinigen dachten aan de moeilijkheden, die een dergelijke onteigening met zich mee zou brengen.
Wij hadden te schrijnend geleden om ons er niet in te verheugen, dat de Leeuw wat nestveren van de Adelaar kreeg. Het scheen billijk enige groene landerijen voor trieste puinhopen te ontvangen.
U hebt natuurlijk al begrepen, wat er komt: wij willen u de andere kant van de medaille eens laten zien. Er is inderdaad een keerzijde aan deze zogenaamde ontvijanding van Duitse bezittingen en daarmee bedoelen wij nog niet eens die kant, waar de Duitsers zich nu blind op staren. Er zijn ook Nederlanders, die de vrijgekomen gebieden niet als een buitenkansje beschouwen en tot hen behoren sommige landgenoten, die stukken van deze gronden gekocht hebben of nog zullen kopen. Het klinkt nogal vreemd, dat men land koopt, hoewel men het eigenlijk liever aan de oorspronkelijke eigenaars zou laten. Er is echter een goede verklaring voor dit verschijnsel en deze werd ons aangegeven, toen wij onlangs een bezoek aan Breklenkamp brachten.
Breklenkamp is een buurtschap, die zich boven het plaatsje Lattrop in Twente als een speerpunt in Duitsland boort. Het is een prachtige lap Nederland, die beheerst wordt door stoer oplopend hout: oeroude beuken en eiken, die zich aartsvaderlijk over de jonge wegen buigen. De bevolking is natuurlijk Nederlands, maar oorspronkelijk Duitse elementen zijn sterk vertegenwoordigd.
Breklenkamp heeft als buurtschap nooit geheel in Nederland gelegen, doch is altijd door onze oostgrens in tweeën gedeeld. Toen in de vorige eeuw de marke-gronden –onontgonnen, vrije gebieden- werden verdeeld, kregen Duitsers stukken land, die niet aan hun kant van de grens lagen. Niemand zag daar echter een bezwaar in, omdat de grens in die tijd niets te betekenen had. Vóór de eerste wereldoorlog maakte men zich niet druk over een dergelijke denkbeeldige lijn. Van paspoorten was geen sprake en er waren niet veel mensen, die wisten, waar precies Duitsland ophield en Nederland begon. Wanneer iemand in Duitsland een biertje pakte, kon hij rustig met guldens betalen, evenals een Duitser in ons land met marken terecht kon. Nederlanders kochten in die tijd grond in Duitsland en onze oosterburen kregen heel rechtmatig landerijen aan deze kant van de grens in bezit.
De eerste man, met wie wij daar in gesprek raakten, was boer Molendijk, wiens hoeve op vijfhonderd meter afstand van de grens ligt. Voor het hek van de boerderij stonden wij juist het spreekwoord van “blaffende honden, die niet bijten” te overwegen toen een stem achter ons zei “Hij doet niets, ga maar mee”. Even later zaten wij in de ruime keuken en schoof een stille vrouw ons een kop koffie met een schaal ontbijtkoek toe.
Van boer Vos en zijn Duitse zuster Janna Brookhuis maakten wij een foto, toen zij over de ontvijanding stonden te praten bij de grenspaal, die midden in het land van mevrouw Brookhuis is opgericht. “Het is een zware slag voor deze al zo zwaar getroffen vrouw, “ zei De Vos ons later. “Terwijl zij anti-nazi was, moesten haar beide zonen voor Duitsland vechten. Zij sneuvelden allebei. En nu dit nog.” Zodra Molendijk begreep, waarvoor wij kwamen praten, konden wij zelf wel het zwijgen er toe doen. “Het is een vervelend geval met die Duitse grond,” zei hij, terwijl hij de inhoud van zijn kopje met een handig gebaar op zijn schoteltje liet lopen. “Die grond behoort aan Duitsers, met wie wij altijd goed hebben kunnen opschieten. Sterker nog: de meeste van die mensen zijn familie van ons. Dat komt hierdoor: de bevolking van Breklenkamp is bijna uitsluitend protestant, net als de mensen die, aan de andere kant, in het Duitse Lage wonen. In Nederland grenzen wij aan een gebied, waar practisch iedereen Rooms-katholiek is. Vandaar, dat wij ons sinds eeuwen aangetrokken hebben gevoeld tot de Duitse grensbewoners, die dezelfde godsdienstige opvattingen hebben als wij. Bij een huwelijk is hier dan ook bijna altijd één der partijen van Duitse origine geweest. Dat heeft in de loop van de tijd natuurlijk banden geschapen. Neemt u nu bijvoorbeeld mijn eigen geval. Mijn moeder was een Duitse, evenals mijn vrouw. Mijn zoon heeft zich in Duitsland een vrouw gezocht en mijn twee dochters zijn met Duitsers getrouwd. Begrijpt u nu, dat ik Duitsers niet kan haten, alleen omdat zij Duitsers zijn? Had ik dan een hekel aan mijn eigen moeder moeten hebben? Nee, ik kan er onmogelijk blij om zijn, dat mijn Duitse vrienden en kennissen plotseling op straat staan. Ik koop hun land dan ook niet graag. Ik doe het, omdat het anders in vreemde handen raakt.”
“Hoe was de verhouding tijdens de oorlog?” vroegen wij. “De oorlog had wat dat betreft weinig invloed. Maar dat kan De Vos u beter vertellen. Zijn boerderij staat hier vlakbij. Als U zin hebt, lopen wij er even naar toe.”
De Vos liet het stellen van vragen niet aan ons over. Hij deed het zelf: -als een tweede Socrates: “Had U eigenlijk een hekel aan de Duitsers, omdat zij Duitsers waren?” “Neen, voor de oorlog niet, maar de naziagressie heeft de verhouding grondig bedorven.”
“Maar u hebt toch geen hekel aan een Duitser, die zelf anti-nazi was?”
“Dat hangt van zijn daden af.”
“Dus een Duitser, wiens daden tegen het ‘regiem’ gericht waren, beschouwde u als een bondgenoot?”
“Ja natuurlijk.”
“En zou u het prettig vinden, als men die bondgenoot na de oorlog zijn land afnam?”
Dit keer wachtte hij niet op een antwoord. “Kijk, zo is het nu met ons ook. In de oorlog waren bijvoorbeeld een aantal Nederlanders in Bentheim nazi’s, maar de Duitsers langs de grens waren bijna allemaal fel tegen Hitler. Zij hielpen ons daarom op alle mogelijke manieren. Toen wij onze radio’s moesten inleveren, staken wij de grens over om bij Duitse vrienden naar de Engelse zender te luisteren. Mijn zuster was door haar huwelijk een Duitse, maar in haar huis hoorden wij bijna elke dag de stem uit Londen. En diezefde zuster raakt nu haar land kwijt, omdat zij Duitse is. Mijnheer, dat is geen recht! Ik koop dat land, in de hoop, het haar eens terug te kunnen bezorgen. Zij weet, dat ik het daarom doe, maar toch schaam ik mij, als ik bij haar kom.”
Deze twee gevallen staan niet alleen. Bijna iedereen, die men hier spreekt, is tegen de ontvijanding om de redenen, die hierboven werden uiteengezet. Er is echter nog een oorzaak aan te wijzen: de bevolking van Breklenkamp is bang voor het keren van het tij. Duitsland zal niet altijd machteloos blijven en zodra deze staat zich weer sterk voelt, kon het wel eens gebeuren, dat hij de grond van Nederlanders op Duits gebied in beslag neemt als represaillemaatregel, Dat zou de boeren hier ruïneren.
Wij willen deze reportage niet afsluiten, voor wij het trekken van een schijnbaar voor de hand liggende conclusie verhinderd hebben. De Nederlandse regering is niet blind en doof voor de moeilijkheden, waarmee deze grensbewoners te kampen hebben, maar het is haar onmogelijk, deze op eigen gezag uit de weg te ruimen. Men dient niet te vergeten, dat Nederland voor slechts acht procent geïnteresseerd is bij de ontvijanding van de Duitse gronden en dat onze regering gebonden is aan de besluiten van de andere bondgenoten?
“Het zou wel heel erg lastig zijn, als ik mij iets van de grens moest aantrekken,” zei boer Bergman (uiterst rechts), één van de grensbewoners, die wij een bezoek brachten. “Eén van mijn schuren (rechts) staat namelijk in Duitsland en de andere (links) in Nederland. Kijk, de grenspaal staat precies naast die Nederlandse schuur.”