Jens Koopman in Breklenkamp
Jens Koopman bij het vervallen Coopmanshuijs in Breklenkamp
(Dit boerderijtje heeft gestaan tussen Boers en Oortman (de Wever)
Johannes (Jens) Koopman is geboren op 16-11-1846 om 02:00 in Breklenkamp Nr 13 (Koopmansplaats), zoon van Johannes (Jan) Koopman en Euphemia (Fenne) Keule. Hij is nog dezelfde dag gedoopt in de RK Kerk van de HH Simon & Judas in Lattrop.
Doopgetuigen: Henricus Koopman en Gertruda Keule. Henricus is een oom van hem die in 1840 getrouwd is met Maria Busscher van het Veldkarspel in Tilligte. Zij wonen op het plaatsje Beernink Bakhuis, thans Busscher aan de Korenmorsweg.
Jens is overleden op 13-06-1923 om 09:00 in Breklenkamp Nr 13 (Koopmansplaats), 76 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 14-06-1923. Hij is begraven op 17-06-1923 in Lattrop (RK kerkhof). Wat hierbij opvalt is dat het overlijden op het gemeentehuis in Denekamp wordt aangegeven door Hendrikus Johannes Pikkemaat oud zes en twintig jaren, landbouwer wonende te Denekamp (Breklenkamp) en niet, zoals verwacht, door de noaber Oortman. Pikkemaat woont verderop op De Breenk, is wel noaber maar behoort niet tot de neugste noabers. Hendrik Jan Oortman van De Wever was in 1909 overleden. Fenne Oortman-Bossink hertrouwt in 1910 met Gerardus Blokhuis maar hij voelde zich blijkbaar niet geroepen om de aangifte te doen.
Kluizenaar Koapmans Jens
Uit ‘Lattrop en Breklenkamp door de jaren heen'
bladzijde 262 en 263
In de twintiger jaren van de twintigste eeuw woonde aan de Jonkershoesweg bij de huidige boerderij van Oortman (De Wever) Koapmans Jens. Jens was vrijgezel. Hij had een heel lange baard en leidde het leven van een teruggetrokken kluizenaar. Hij meed niet alleen het contact met mensen, maar was er ook niet van gediend.
Een voorval, dat dit bevestigt, vond plaats toen een fotograaf hem wilde vereeuwigen op de gevoelige plaat. Jens moest er niets van weten. Toen de fotograaf doorging met het maken van de foto, sloeg Jens het fototoestel met een grote bijl in stukken.
Het huisje, waarin hij woonde, werd zwaar verwaarloosd. Zelfs het dak was helemaal kapot. Dat bewijst de enige foto die van hem en het huis bewaard is gebleven. Het was ook bekend dat hij in een kist sliep met een zeil boven zijn hoofd gespannen, om zo tijdens regenbuien niet nat te worden.
Met zijn buren had Jens ook niet al teveel contacten. Bij Wewwer's Fen (Euphemia Oortman-Bossink) kreeg hij wel eens te eten. Deze oma van Oortman, de moeder van Herman Oortman, bakte wel eens pannekoeken. Dochter Trui moest de pannekoeken er 's-avonds naar toe brengen. Ze moest wel exact op tijd zijn anders kon ze de pannekoeken zo weer meenemen.
Verder leefde hij zo teruggetrokken mogelijk. Hij had 1 koe, 1 stier en 1 pony en wilde zich overal alleen mee redden. Jens was katholiek en ging ook naar de kerk. Een keer tijdens de kerkdienst is er in zijn ‘woning' ingebroken en is hij bestolen. Daarna ging hij niet meer, want het thuisfront was hem liever dan de kerk. Men vertelde over hem dat hij vaak met een jachtgeweer rondliep. Als er onweer was, schoot hij erop: ‘Dan nam't wa hak op' (ging het onweer wel weer over) zei hij dan. Toen Jens gestorven was vroeg één van de bewoners van de buurtschap Breklenkamp aan één van zijn ‘noabers': ‘Wat dach ie, zol Jens in 'n hemmel wenn kömn?'. Waarop het antwoord luidde: 'Asse iets harre loop'n hef asse de leste tied hef doan, dan kanne now net oawer wen'n'.
Inschrijving Jens in het doopboek van Lattrop
Een vreemde snuiter…
Door Gerard Niehoff van SniederBerend, bijgenaamd Tuffelkönning
In Breklenkamp woonde vroeger een zekere Jens (red: Koopman), een vrijgezel en een wat vreemde man. Op een zondag ging Jens zoals gewoonlijk naar de Hoogmis in Lattrop. Toen hij terugkwam, merkte hij dat er iemand in zijn huis was geweest en naar geld en papieren gezocht had. Kwaad van woede heeft hij toen gezegd, dat hij niet meer naar de kerk zou gaan, omdat zijn huis een "hoesheier" (huis-oppas) nodig had. Vanaf die tijd ging hij inderdaad niet meer naar de kerk.
Van het een kwam het ander en tenslotte was hij zelfs uitgesproken anti-katholiek. Hij liet zijn baard staan en trok zich van God noch gebod iets aan. Op zon- en feestdagen spande hij een paar koeien of ossen voor zijn wagen, laadde die vol mest of plaggen en trok daarmee het veld in. Wanneer de pastoor langs zijn boerderij gekomen was, vertelde hij later dat het niet zo best was omdat "n zwartn d'r veurbie was kömn".
Tijdens een onweersbui ging hij weleens naar buiten om op de bui te schieten. Op een keer kwam er een fotograaf bij hem langs om een foto van hem te maken. Zodra die man met zijn hoofd onder het zwarte doek verdween, sloeg Jens diens fototoestel aan diggelen.
Toen er in een bepaald jaar een zeer goede roggeoogst was, wat in die tijd lang niet altijd het geval was, zei iemand tegen Jens dat hij Onze Lieve Heer wel dankbaar mocht zijn. "Doar hoof ie Oons Leevn Heer nig veur te bedaank'n", antwoordde Jens, "want zeai doe mer es rogge op weuste groond of in de hei, dan zas wa zeen wat veur ne oogst doe krigs".
Eens was er bij een van zijn noabers een spinvisite en op een zeker moment besloten de daar aanwezige meisjes bij Jens op bezoek te gaan. De meisjes gingen daar naar binnen en Jens nodigde hen uit om te gaan zitten op de stoelen die hij klaarzette. Vervolgens ging hij naar de buitendeur en deed die op slot. Daarna ging hij naar het "speent" en haalde daar een roggebrood en een mes uit. Hij sneed dikke plakken van het droge brood, legde er voor ieder een neer en beval hen die op te eten. Vervolgens haalde hij zijn geweer van de muur, richtte daarmee op de meisjes en dreigde dat ze niet eerder de deur uitkwamen voordat ze het brood hadden opgegeten. De meisjes die nogal onder de indruk waren van het geweer, begonnen met lange tanden te kauwen op dat droge brood. Toen ze het eindelijk met veel moeite door de keel hadden gekregen, opende Jens de deur en konden de meisjes opgelucht het huis weer verlaten.
Voor een uitgebreid artikel over Gerard Niehoff: zie www.lattrop.info, In gesprek met... Gerard Niehoff.