Wonen bij de Laagse Paal…
Verteld door J.G. Bossink1 in Hezingen en opgetekend door H.J. Asma.
De familie Bossink woont nabij de grensovergang de Laagse Paal.
Ik ben in 1914 geboren in het boerderijtje dat hier vroeger stond. Toen mijn vader dit kocht hoorde er 4 1/2 hectare grond bij. Nu bezitten we 6 1/2 hectare. In de vooroorlogse jaren hadden we gewoonlijk drie tot vier koeien. Toen mijn vader stierf zei hij: "Jong, wat heij ne mooin stal met beest”. We hadden toen zes koeien.
Melkrit…
Omdat de boerderij niet al te groot was en ons gezin elf kinderen telde had mijn vader2 ook een melkrit voor de zuivelfabriek van Ootmarsum. Dat verzorgde hij met een gewone boerenwagen. Ik weet nog dat we ons eerste paard kregen, ik was toen ongeveer vijf jaar.
Omdat de gezondheid van mijn vader te wensen overIiet, nam ik de melkritten wel eens van hem over. In de herfst en wintertijd nam ik dan een bijl mee, als het gestormd had, om afgewaaide boomtakken af te hakken, die de weg versperden. lk kan nog de plaatsen aanwijzen, bijv. op 't Springendal, waar ik in die tijd vast heb gezeten met mijn wagen. Wanneer het 's nachts zou vriezen reed ik de avond ervoor een paar keer heen en weer over bepaalde zandwegen om alvast een spoor te maken, waardoor ik er de volgende dag een stuk gemakkelijker over heen kon.
In de tijd dat de trekkers het werk van de paarden overnamen, heb ik nog overlegd met de directeur van de zuivelfabriek3 wat ik zou doen. Een trekker plus een wagen kopen voor ongeveer f. 30.000,- of stoppen met het ophalen van melk. Omdat de melkritten elke twee jaar opnieuw werden aanbesteed liep ik het risico de spullen te moeten verkopen, wanneer ik niet weer voor zo’n rit in aanmerking kwam. Directeur Bossink had echter een mooi baantje voor me, melkmonsters nemen bij de boeren. Ik was dan verzekerd en kreeg bovendien kinderbijslag. Ik heb zijn voorstel aangenomen en heb dat werk tot nog even na mijn 65ste verjaardag gedaan.
Werken bij een Duitse buurman…
Omdat we niet veel grond hadden heeft mijn vader een perceel van ongeveer een halve hectare er bij gehuurd van Weersman, een Duitse noaber. Als tegenprestatie werkte ik één dag per week voor die boer voor een mark per dag. lk was toen vijftien jaar. In drukke tijden werkte ik er ook wel eens wat langer, maar ik ging wel elke avond naar huis. De boerderij van Weersman is van hier te zien. Maar als je via de officiële grensovergang gaat is het toch nog wel een afstand van ongeveer anderhalve kilometer.
Voor mijn vader zelf een paard had, gebruikte hij het paard van Weersman ook wel eens. In het begin van de oorlog met Rusland is de zoon van Weersman, die toen nog geen twintig jaar was, gesneuveld. De boer zelf was al eerder overleden. Vooral in de oorlogsjaren 1940-1945 ging ik er vaker naar toe. Wanneer ik 's morgens naar Weersman ging, deed ik dat gewoonlijk binnendoor over de groene grens. Vanaf het begin van de oorlog mocht dat echter niet meer en moest ik via het grenskantoor Laagse Paal. Ik had een gewone pas, die tweemaal per dag werd afgestempeld, op de heen- en terugweg en dus had ik die geregeld vol stempels. Dan werd de pas voorzien van een nieuw binnenwerk.
Als Weersman een toom biggen had, bracht ik er wel eens één mee naar huis. Dan ging ik uiteraard niet via het grenskantoor. Zo’n big stond bij ons niet geregistreerd en na verloop van tijd konden we deze illegaal slachten, In Duitsland hield men de grootte van de veestapel lang niet zo nauwkeurig bij als hier.
Grenskantoor alleen overdag open…
Toen de Duitsers hier een nieuw grenskantoor hebben gebouwd, werd eerst het oude afgebroken. De boeren uit de buurt hebben het oude materiaal gekocht. De boer, waar ik werkte, heeft dit gebruikt voor de bouw van zijn nieuwe boerderij.
De Duitse zowel als de Nederlandse grensbewaking had vroeger elk zijn eigen kantoor, maar nadat het Nederlandse is afgebrand is dat veranderd en zaten ze samen in een kantoor. De grensovergang hier was ’s nachts gesloten. Nu is deze open en kan ‘jan en alleman’ er dag en nacht over. Gewoonlijk was de grensovergang hier geopend van ’s morgens 8 tot 's avonds 8, maar later kon men nog tot 10 uur langs het kantoor. Per fiets kon je ook wel buiten de officiële openingsuren langs het grenskantoor, maar met de auto lukte dat niet.
In de oorlog golden andere openingstijden. De Duitser, die in die jaren gewoonlijk aan de grens zat, was een goede man. In die tijd vertelde hij me dat hij als er Engelsen kwamen, hij de witte vlag tevoorschijn zou halen. Toen de Engelse militairen op die donderdag na Pasen in 1945 inderdaad kwamen, kwam hij met zo’n vlag. We zijn die dag nog even bij hem geweest. Na de oorlog is die man nog een hele poos politieman in Lage geweest.
Gedurende de gehele mobilisatietijd, vanaf september 1939 tot de zomer van 1940, hebben hier in en rond onze boerderij Nederlandse grenssoldaten gelegen. De eerste veertien dagen hadden we ze overal in ons huis zitten. Als we ons 's morgens wilden wassen, moesten we eerst de weg vrij maken, omdat de soldaten van dezelfde wasgelegenheid gebruik maakten. Na veertien dagen was de barak, die ze vlak bij ons huis bouwden, gereed en konden ze daar hun intrek nemen. De wachtpost zelf was vlak bij de grens. De soldaten hadden overal rondom ons huis schuttersputjes gegraven en ze hadden enkele mitrailleurs ter beschikking. De Laagsestraat hadden ze versperd met putringen, die met zand gevuld waren.
Op de avond voor de Duitse inval was het hier nogal spannend en onrustig. Er was wel een sterk vermoeden van een inval. Tussen drie en vier uur 's nachts werden we wakker van de overkomende Duitse vliegtuigen. Aanvankelijk wilden de militairen die vliegtuigen nog beschieten met hun mitrailleurs, maar de luitenant verbood het. Die was van mening dat ze tegen zo’n overmacht toch niets konden uitrichten. Het enige gevolg zou zijn dat ook de boerderij totaal vernietigd zou worden.
Wat later hebben de Nederlandse militairen zich teruggetrokken. Ze zijn hier per fiets weggegaan. Toen later de Duitsers kwamen was er geen Nederlandse soldaat meer te bekennen. Bi] de Nederlandse militairen, die zich hier terugtrokken, was Jan Rademaker uit Breklenkamp. (zie ook laatste foto) We hebben overigens nooit vergoeding gekregen voor het gebruik van onze grond door het Nederlandse leger.
Geen gedwongen tewerkstelling…
Nadat de Duitse troepen hier in mei 1940 waren binnengevallen, wilde men mij op de Duitse boerderij graag terug hebben. Er is toen overleg gepleegd met het arbeidsbureau, waar ik zelf ook naar toe moest. Daar werd ik ingeschreven en kreeg ik een pas. lk had het toen mooi voor elkaar: één dag in de week, soms wat vaker, bij de Duitse boer aan het werk en voor de rest van de tijd kon ik werken op onze eigen boerderij. Zo liep ik geen gevaar verder in Duitsland tewerkgesteld te worden.
Wel is er eens sprake van geweest dat ik naar de Noordoostpolder gestuurd zou worden om aardappelen te rooien. Verschillende boeren uit de gemeente Tubbergen hadden daarover op een zondagmiddag een vergadering bij het gemeenteraadslid Weersink. Ik had mijn koffer al klaar staan, toen ik bericht kreeg dat er onder mijn naam een onderduiker mee zou gaan naar de polder. Mijn vader was eerst nogal bang dat ik geen distributiebonnen meer zou krijgen, maar dat liep allemaal wel goed af. Met de papieren lukte het ook wel, want op menig gemeentehuis was wel iemand, die je daaraan wilde helpen.
Bij de Duitse noaber, waar ik werkte, hebben ze ook een hele tijd een Belgische krijgsgevangene als boerenknecht gehad. De gevangenen waren ingekwartierd in de school in Lage. 's Morgens moest de gevangene door de boer bij de school worden afgehaald en ’s avonds moest deze weer teruggebracht worden. Met de betreffende Belg kon je wel praten, maar het bleek wel duidelijk dat hij nooit boerenwerk gedaan had. Hij had het er moeilijk mee. De tewerkgestelde gevangenen aten gewoon mee bij de boeren aan tafel. Toen in 1945 de Engelsen op komst waren kregen alle boeren, waar buitenlanders werkten, bericht dat ze zich op een bepaalde dag om één uur in de middag samen met hun buitenlandse arbeidskrachten moesten melden op het gemeentehuis van Neuenhaus. Eén van de boeren heeft dat aan zijn knechten verteld en er meteen bij gezegd dat ze ook de andere buitenlanders moesten inlichten en dat ze er vervolgens voor moesten zorgen dat ze voor die tijd verdwenen waren. Toen het zover was bleek zo goed als iedereen weg te zijn, op een enkeling na, die men kennelijk was vergeten te waarschuwen. Enkele dagen na de terugtocht van de Duitse troepen waren de achterblijvers weer terug bij hun "eigen" boer.
Tijdens de paasdagen van 1945 hebben terugtrekkende Duitse militairen ons paard in beslag genomen. Ik heb hiervan melding gemaakt bij de chef van de Duitse grenspolitie. Toen ik binnenkwam zat het gezin juist aan tafel te eten, maar zodra ik mijn verhaal had verteld, kwam de chef overeind, deed zijn riem met revolver om, sprong op zijn fiets en ging met me mee. Bij de Duitse militairen aangekomen beweerde hij dat het paard van hem was en dat hij het terug eiste. Het ging nog even hard tegen hard, maar tenslotte kreeg hij het paard en gaf het mij later terug. Direct daarna heeft mijn vader met dat paard al weer melk opgehaald bij de boeren. Omdat vader de oudste melkrijder was heeft men die dag zijn paard opgesierd met bloemen en zo reed hij door Ootmarsum. Bij het verlaten van de stad kwam uit de Molenstraat nog een achtergebleven Duitse soldaat en toen hebben ze van schrik alle bloemen weer snel verwijderd. We zijn hier enkele dagen later bevrijd dan Denekamp.
Dinsdag na Pasen ben ik naar Denekamp geweest om naar de doortrekkende geallieerde troepen te kijken. Bij ons lag toen nog een klein groepje Duitse militairen. Toen er geregeld geallieerde vliegers overkwamen vroegen ze hun luitenant toestemming om er op te schieten.
De luitenant zag het nut er niet van in. Hij was van mening dat ze, nu ze helemaal geïsoleerd waren, zich beter konden terugtrekken. Ze zijn dan ook Inderdaad vertrokken, eerst naar Nutter en vervolgens zijn ze allemaal naar ‘die Heimat’ gegaan. Toen ongeveer veertien dagen later nog Duitse militairen terugkwamen uit de omgeving van Kampen en Nijkerk hebben we die de door het eerste groepje achtergelaten fietsen meegegeven. De jongens, die hier uit de buurt kwamen, waren blij dat ze het laatste stuk naar huis op de fiets konden afleggen.
Zelf brood bakken…
De controle op de Duitse boeren en hun producten was in de oorlogsjaren veel minder streng dan hier het geval was. Ze bakten nog vaak hun eigen brood. Als we naar Neuenhaus gingen om biggen af te leveren namen we vaak een zak rogge mee, die we naar de molenaar brachten. Na het afleveren van de biggen gingen we weer langs de molenaar om de gemalen rogge op te halen, waarvan we later roggestoet bakten. Officieel was dat niet toegestaan. Dorsen deden we altijd zelf, op de deel, zonder dat er controleurs bij waren. Aardappelen werden hier toen ook veel verbouwd. Die moesten de boeren afleveren. Ik heb wel eens halve dagen aardappelen in wagons geladen op het station van Neuenhaus.
Na de oorlog moest Weersman, waar ik werkte, een poos uit zijn boerderij omdat deze binnen de zone (red.: 500 m1) lag, die ontruimd moest worden. Het gezin heeft toen een tijdlang in Halle gewoond. De grond mocht zo nu en dan wel worden bewerkt, maar ik ben er in die tijd niet geweest. We hadden toen zelf een perceel grond aan de grens, waar de grensscheiding schuin overliep. In de tijd van de verboden zones mochten wij daar ook niet komen.
Die toestand heeft geduurd tot het voorjaar van 1946. Gedurende de tijd dat Weersman zijn boerderij onbewoond en onbeheerd moest achterlaten is er weinig mee gebeurd. Er waren wat planken van de zolder gehaald, maar verder was alles bij het oude toen hij weer terugkwam. Nadat de toestand weer normaal was, ben ik opnieuw bij Weersman gaan werken, wat ik tot 1990 heb gedaan.
Wij hadden hier vroeger een oude schuur. In de gevel zaten drie gaten waardoor mijn vader zowel richting Ootmarsum als op de grensovergang kon kijken. Mijn vader durfde niet te smokkelen, omdat hij de verantwoording had over een gezin met elf kinderen. Maar hand- en spandiensten verrichtte hij wel eens aan smokkelaars. Op een dag zouden paarden over de grens gesmokkeld worden. Daar was mijn vader van op de hoogte. Op een gegeven moment zag mijn vader door de gevelgaten van de schuur hoe een kommies half kruipend en bukkend terugkwam van het Springendal. Even daarvoor was hij er gewoon lopend naar toe gegaan, zodat iedereen kon zien dat hij wegging. Vader rapporteerde dit aan de smokkelaars, zodat de smokkelpartij toen niet door is gegaan. Toen daarna een van de smokkelaars met een hondje in de buurt kwam, vond hij de verdekt opgestelde kommies wel.
Kort na de oorlog hoorde ik op een avond paardengeklepper. lk kwam terug met de auto en voordat ik was uitgestapt hoorde ik de paarden al duidelijk. Die dag was in Zwolle markt geweest. Een uurtje later hoorde ik dat er geschoten werd en weer een half uur later stonden hier enkele douanemensen met twee paarden die ze bij ons wilden onderbrengen. Ik maakte duidelijk dat ik de paarden niet in de stal wilde hebben en dat ik er niet op wilde passen. Er op passen wilden ze dan zelf nog wel, zeiden ze. Daarna zei ik dat ze de paarden beter naar Ootmarsum konden brengen, naar café De Rozenstruik, omdat daar een paardenstal was. Dat is toen ook gebeurd.
Over biggen en jenever…
Zelf heb ik wel eens een koppel biggen van ”de Kniep” (red.: Lansink in Tilligte) gehaald. Die moest ik over de grens naar Duitsland brengen. De biggen werden bij "de Kniep” in een teil gedaan. Daarna werd de teil met inhoud in de Dinkel gelaten, waarna deze door de stroom over de grens werd gevoerd. Aan de andere kant werd de teil met levende have weer uit het water gehaald. Sommige smokkelaars zwommen ook wel eens met zo’n teil mee. Het geluid dat de biggen maakten viel over het algemeen wel mee. Wilde een douaneman dat horen dan moest hij net toevallig in de buurt zijn.
We hebben eens een kalf geslacht met de bedoeling het vlees over de grens te brengen. Van tevoren was afgesproken dat, als ’s avonds de lamp bij het Duitse grenskantoor zou branden, de kust veilig was en we het kalf naar de overkant konden brengen. We gingen die avond via de normale weg langs de grenskantoren de grens over. Zowel de Nederlandse als de Duitse grensbewakers zullen wel wat van het vlees hebben meegekregen.
In Lattrop had je destijds naast soldaatkommiezen die zelf meesmokkelden, maar ook fanatieke en felle kommiezen. Als zo’n fanatiekeling met verlof weg was, werd dit onder de smokkelaars doorgegeven. De kust is veilig, het is nu de geschiktste tijd om te smokkelen.
Als we een kleine hoeveelheid sterke drank nodig hadden, bijv. een oord (drie borrels), dan haalden we dat wel in Ootmarsum. Maar een liter of meer kwam altijd uit Duitsland. Toen mijn zuster trouwde was vijf liter in Nederland duurder dan vijfentwintig liter in Duitsland. Landbouwmachines en -gereedschappen zijn in Duitsland ook altijd goedkoper geweest dan hier. Voor een zeis betaal ik nu in Halle zeker nog een tientje minder dan hier. Bovendien is het voor mij dichterbij.
Dit verhaal is met toestemming van de Stichting Heemkunde Denekamp overgenomen uit ‘Kuieren langs de grens’, uitgegeven in 1992.
Noten.
1 Jan Bossink, geb. Hezingen (Laagsepaal) 2 nov. 1914, † Hezingen (Laagseweg 74) 3 dec. 2003, zn. van Gerrit Jan Nicolaas Bossink en Euphemia Maria Peters, tr. Tubbergen (kerkelijk in Ootmarsum) 1953 Marie Engbers, geb. Mariaparochie 1926, † Hezingen (Laagseweg 74) 7 sept. 2015. Dochter van Gerhardus Johannes Engbers, geb. Bruinehaar (nu Rouwers) 14 juni 1889, Pakhuisknecht en chauffeur vrachtwagen naar depots van de CAVV vd ABTB vanuit Almelo, † Denekamp 1 okt. 1967, zn. van Johannes Engbers en Maria Aleida Pikmaat, tr. 1e Tubbergen 5 juni 1925 Aleida Tijink, geb. Mander (Broenman) 26 maart 1895, † Mariaparochie (Almelo) 3 mei 1929, dr. van Johannes en Maria Haarhuis; tr. 2e Tubbergen 22 mei 1930 (kerkelijk Vasse) Geertruida Johanna Rolefes, geb. Vasse (De Hotten in de Bekzied) omstr. 1902, † Denekamp (Bejaardenhuis Gerardus Majella) 1984, dr. van Hendrikus Rolefes en Aleida Nijhuis.
Marie was vanaf 1939 dienstmeid bij haar tante Gezina Kottink-Rolefes op Sandvoort in Tilligte. Vanaf 1945 als meid gewerkt bij de weduwnaar Gerhardus Johannes Schoe in Tilligte. Vanaf hier gaat ze regelmatig naar een zwager en schoonzuster van Schoe in Noord Deurningen. Dit zijn Bernard en Sina Pikkemaat, zusters van de vrouw van Schoe, die allen afkomstig zijn van BekJan in Lattrop. Zij helpt daar in de huishouding met o.a. inwekken.
Tot aan haar huwelijk in 1953 komt zij regelmatig bij haar ouders op het Wiggers Greads (nu Jan Wolkotte) in Lattrop. Zaterdagavonds is er dansen in de cafézaal van Bernard en Marie Tijscholte met harmonicamuziek van Jan Scholte Lubberink van de Veldboer in Lattrop. Marie gaat daar na de oorlog ook weleens naar toe. Tijdens de oorlog zijn dergelijke samenscholingen verboden. Na afloop loopt Everhard Schiphorst van het Ool Beernink met Marie naar haar huis. In de buurt van het ouderlijk huis blijft Everhard wat achter om niet de indruk te wekken dat ze verkering hebben.
2 …mijn vader…
Gerrit Jan Nicolaas Bossink, geb. Oud Ootmarsum (Achterpostel) 8 febr. 1878, Landbouwer op Achterpostel, † Hezingen (Laagsepaal) 16 nov. 1951, , zn. van Gerardus Bossink en Maria Johanna Brandehof, tr. Tubbergen 8 mei 1909 Euphemia Maria Peters, geb. Oud Ootmarsum 4 (Wönner) 28 mei 1883, † Hezingen (Laagsepaal) 30 juni 1968, dr. van Harmen Berend Peters en Maria Heupink.
3 …zuivelfabriek…
‘Nooit Gedacht’
Grenswacht Lattrop 6 juni 1939 [foto bij Bruggink (Kaptein) Lattrop]
Voorste rij vlnr:
1 Johannes Antonius (Johan) Pierik Tilligte 1910-Leersum 1940 (gesneuveld)
2 Albertus Gerardus (Gerard) Blokhuis (Veldsnieder) Lattrop 1911-1940 (gesneuveld)
3 H. Veelers Oud Ootmarsum (Middelhoes?)
4 Jan Hendrik (Jan) Rademaker Breklenkamp (Auskamp’s Jan) Singraven 1909-Breklenkamp 1978
Middelste rij vlnr:
5 Gerhardus Bernardus (Gerard) Ruël Lattrop (Reulke) 1911-Oud Ootmarsum 2000
6 Herman van Zuilekom Ootmarsum (sergeant) 1907-1975
7 G. Blankenvoort Mander
Achterste rij vlnr:
8 Maria Aleida (Leis) Bruggink-Niehoff (geb SniederBerends Jens Lattrop) 1905-1992
9 Gradus (Gerard) Bruggink (Kaptein’s Greads) Lattrop 1892-1975
10 Nn Boers Vroomshoop (korporaal)
11 Bernhard olde Meule (Troest) Oud Ootmarsum 1913-1983
12 H. Stevelink (Stèèverman) Klein Agelo
13 G. Eppink (Epn Gait) Oud Ootmarsum
14 Jozef Bernardus Lohuis (Epn Beand) Oud Ootmarsum 1916-1996
15 Johannes Franciscus (Hannes) Haamberg (Baksboer) Lattrop 1909-1995
16 Johannes Bernardus (Johan) Haamberg (Zegelvoort) Lattrop 1909-1987
17 Hendrikus Johannes (Hendrik) Westerhof Breklenkamp 1907 Lattrop 1978
Later wordt deze groep overgeplaatst naar de grensovergang Laagse Paal.