Heemkunde Lattrop Breklenkamp

Hendrik Weltevreden

 
 Dit artikel is met toestemming van de Heemkunde Denekamp overgenomen

uit 't Onderschoer 1980 nr. 1

 

Hier gibst Spek und da gibst Brot,

Handwerkbursche haben keine Not,

Leu 't is ne slimme tied,

De koo'n trekt de melk in de heurne,

En de hooner doot 't gat dicht,

Leu 't is ne slimme tied,

koopt nich meer ai nödig hebt.

 

Met deze Duits-Twentse "declamatie" kwam Hendrik Weltevreden vaak bij de boeren de deel op, om zijn negosie te slijten. In Breklenkamp, waar hij zich veel ophield, zijn nog veel verhalen over hem bekend.

Zijn handelswaar vervoerde hij in een kruiwagen. Deze handelswaar bestond, zo men zegt, uit de meest uiteenlopende artikelen, zoals stop- en naaigaren, kamferballen, naai-machinenaalden en tafelmessen. Ook "bekkenwissers" verkocht hij. Dit waren borstels, die hij zelf had gemaakt van heide. Deze borstels verkocht hij in bundeltjes van zes à zeven stuks. Ja, zelfs brillen kon men bij hem kopen. Deze had hij, al naar gelang de sterkte van de glazen, van een nummer voorzien. Ook had hij in Breklenkamp een "vaste stek", een plaggenhut. Deze stond tussen Vos en Rademaker.

Hier hield hij zich ook vaak 's-zondags op. Hij had dan nog al wat aanloop van ”proatvolk", want hij kon mooi vertellen en grappen maken. Daar kookte Hendrik ook vaak zijn eigen potje. Dat deed hij door middel van een paar in de grond gestoken stokken (gaffels), met een daarover liggende dwarsstok, waaraan een pot hing. Daaronder stookte hij dan het vuurtje. Kieskeurig zal hij wel niet geweest zijn. Want algemeen wordt van hem beweerd, dat als hij een dode kip bij de boeren kon bemachtigen -ook al was deze reeds een paar dagen dood- dit hem zeer welkom was. Men zegt zelfs dat hij de dode kippen wel eens begroef, voor dat hij ze kookte of bakte, "dan waren ze eerder gaar"!!!!

Ook wordt verteld dat, als er ergens een varken was geslacht, Hendrik de neus van het varken kwam ophalen. Misschien voor hem wel "het neusje van de zalm”. Toen ik onlangs eens bij Bergman in Breklenkamp was heb ik een groot aantal oude en ook wat recentere Bentheimer jaarboeken (heimatkalenders) kunnen lenen. Bij het doorlezen en doorbladeren van deze boeken trof ik een artikeltje aan over deze Hendrik Weltevreden. Het stond in de Bentheimer Heimatkalender van 1937 en is geschreven door G. Bergman uit Breklenkamp.

Ik heb gemeend dit verhaal hier (in het Nederlands) te moeten weergeven.

"Aan de grens duiken vaak zonderlinge figuren op, die afwisselend, dan aan deze zijde en dan weer aan de andere zijde van de grensstenen hun heil zoeken. Ze mijden de steden en gaan de politie graag uit de weg. In de volksmond worden deze rust- en vaderlandloze trekkers wel "schooiers" genoemd. Velen van hen behoren tot de zogenaamde "polderkeals". Het zijn de mannen van de schop, de bats, die "in akkoord" de bodem bewerken, vijf of zes dagen nuchtere harde arbeid van 's-morgens vroeg tot 's-avonds laat, en dan een paar dagen lang in hun geldbuidel grijpen, om het verdiende geld in alcohol om te zetten. Zo is er de Hollandse koloniaal-soldaat die eens voor een periode van zes maanden vast boerenwerk aannam en toen vaststelde: "Liever weer zes jaar in de wildernis of in het gevang, dan nog eens zes maanden werken bij de boer"!!

Ook is er een "Hendrik Goedkoop", die elk jaar met zijn kar weer opduikt, lompen koopt en voor kinderen goedkoop speelgoed bij zich heeft. De volksmond gaf hem deze naam. Zijn ware naam kent wellicht niemand. Wie bedacht voor de tevredenste onder hen de naam "Hendrik Weltevreden"?

Jaren geleden liet deze zeldzame man zich in het grensgebied (onder andere bij Breklenkamp) voor het eerst zien. Niemand wist vanwaar hij kwam, niemand wist iets van zijn verleden. En hij vertelde er ook aan niemand iets over. Een kruiwagen met negosíe voortschuivend, ging hij van buurtschap tot buurtschap, van boerderij tot boerderij zijn handelswaar bij de boerinnen te koop aanbiedend.

Hij was een vriend van de kinderen, die graag bij hem kwamen. Voor hen had hij steeds een goed woord en ook vaak wel wat snoeperij. Het was een man van middelbare lengte en brede schouders. Aan de spraak te horen was hij Nederlander, hoewel hij zich in de Westfaalse kolenmijnen ook menig Duits woord eigen gemaakt had. Daar had hij goed verdiend, vertelde hij eens bij gelegenheid. Maar daar zong geen ”geetling" en de weinige bladeren die daar aan de bomen zaten, waren eerder grijs dan groen.

Op een eenzame plaats in de dennebossen en ergens bij een heideheuvel, sloeg hij zijn bivak op. Daar hield hij tweespraak met mezen en goudvinken, of lokte eekhoorntjes in zijn nabijheid. Tot zijn uitrusting behoorden een kook- en braadpan. Hout was er genoeg en een paar stenen voor de vuurplaats waren gauw te vinden.

Zo leefde deze Hendrik Heltevreden, als een vogel, van de hand in de mond, van de ene dag op de andere. Ja, hij scheen zelfs de alledaagse zorgen niet eens te kennen. De mensen verzorgden hem wel met het allernoodzakelijkste. Urenlang zat hij voor het smeulende houtvuur, de armen gekruist over de borst en keek naar de blauwe hemel. Ofschoon hij meestal op eenzame plaatsen zijn "legerplaats" had, had hij toch veel bezoek. Kinderen liet hij jonge eekhoorntjes zien, imiteerde voor hen de Vlaamse Gaai en de wielewaal en vertelde hun van de kleine egelkinderen. Als de knechten en meiden wisten dat hij in de buurt was, dan maakten ze graag een omweg om hem te begroeten.

De zondag was voor hem een feestdag. Dan kwamen zijn kennissen en niet iedereen kwam dan met lege handen. Hij rookte graag, maar eerst na veel aandringen haalde Hendrik zijn oude pijp voor de dag en stopte deze uit de aangereikte tabaksdoos. Vroeg men hem of hij bepaalde wensen had, dan keek hij gelukkig in het smeulende vuur en zei: "weltevreden mijnheer, hier is het beter dan in de put (mijngroeve). Bij de koude herfst- en winterdagen, zocht hij zich wel een plaatsje op bij een of andere boer.

Bij het haardvuur vertelde hij dan over de wind en de wolken en over zijn trouwe begeleiders op de landwegen. Hij sliep dan ergens in het hooi. De volgende dag schoof hij zijn kar weer voor zich uit, en ging weer verder. In de bijzonder koude winter van 1928-1929 begon hij te hoesten. Een dominee die het goed met hem meende, zorgde voor een plaatsje voor hem in het ziekenhuis. Maar het ijs op de Dinkel was nog niet gesmolten of hij was al weer op weg. Op een dag vonden schoolkinderen hem totaal ineengestort aan de straatkant. Hete koffie bracht hem nog een keer bij bewustzijn. "Hoe gaat het Hendrik?" vroeg men hem. "Weltevreden!!" Dat was zijn laatste woord. Hij heeft het geheim rond zijn persoon nooit prijs gegeven. Zijn echte naam is nooit bekend worden. Hij behoorde tot de zeldzame mensen zoals de lelies op het veld en zoals de vogels onder de hemel, niet zaaien en niet oogsten en toch altijd de tafel gedekt vinden. Zo bleef hij bij oud en jong in goede gedachtenis voortleven. De voldane en stiltevreden mens: Hendrik Weltevreden".

Hiermee eindigt het verhaal van Bergman.

Bij informatie in Breklenkamp over de persoon Hendrik Weltevreden, kwam er toch een naam naar voren, welke de ware naam van Hendrik zou zijn. Deze naam hier te vermelden zou niet op zijn plaats zijn, aangezien Hendrik Weltevreden tijdens zijn leven schijnbaar anoniem wenste te blijven.

Hendrik moet rond 1865 te Almelo zijn geboren. Hij is op 18 mei 1955 in het ziekenhuis te Denekamp overleden en werd begraven op de algemene begraafplaats aan de Oude Dijk. Hier hebben nog enkele andere zwervers hun laatste rustplaats gevonden. Enkele cementpaaltjes duiden deze begraafplaatsen aan.

Denekamp, 1 maart 1980.

J.A. den Ouden.